k (3 versies geïmporteerd: Zie JIRA-ticket EMT-1959.)
(Kopjes toegevoegd.)
 
(4 tussenliggende versies door 2 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
== Belang van het onderzoek ==
In dit onderzoek worden robots gedefinieerd als fysieke machines met ‘zintuigen’, ‘ledematen’ en ‘hersens’, die in staat zijn menselijke handelingen te verrichten. Met de toenemende technologische mogelijkheden en een zekere algemene ongerustheid over de impact van robotisering op ons werk en onze economie, is een onderzoek naar wat bedrijven, overheid en onderwijs kunnen doen om robotisering succesvol in te zetten, gerechtvaardigd.  
In dit onderzoek worden robots gedefinieerd als fysieke machines met ‘zintuigen’, ‘ledematen’ en ‘hersens’, die in staat zijn menselijke handelingen te verrichten. Met de toenemende technologische mogelijkheden en een zekere algemene ongerustheid over de impact van robotisering op ons werk en onze economie, is een onderzoek naar wat bedrijven, overheid en onderwijs kunnen doen om robotisering succesvol in te zetten, gerechtvaardigd.  


De Zeeuwse economie volgt de nationale groeitrends, maar scoort op relevante economische indicatoren lager dan gemiddeld en kent een krappe arbeidsmarkt. Robotisering zou hier een mogelijk antwoord op kunnen zijn. Echter, bestaande cases en literatuur leren dat succesvolle robottoepassingen ook vragen om een sterk ecosysteem en een sterk innovatief midden- en kleinbedrijf. In vergelijking tot de rest van Nederland blijkt Zeeland ook op innovatievlak achter te lopen. Met lage innovatie-inspanningen door het Zeeuwse midden- en kleinbedrijf en beperkte investeringen in kennisontwikkeling in het onderwijs, lijkt de uitgangspositie voor een succesvolle inzet van robotisering dan ook niet gunstig.  
== Inzichten uit de literatuur ==
De Zeeuwse economie volgt de nationale groeitrends, maar scoort op relevante economische indicatoren lager dan gemiddeld en kent een krappe arbeidsmarkt. Robotisering zou hier een mogelijk antwoord op kunnen zijn. Echter, bestaande cases en literatuur leren dat succesvolle robottoepassingen ook vragen om een sterk ecosysteem en een sterk innovatief midden- en kleinbedrijf (MKB). In vergelijking tot de rest van Nederland blijkt Zeeland ook op innovatievlak achter te lopen. Met lage innovatie-inspanningen door het Zeeuwse MKB en beperkte investeringen in kennisontwikkeling in het onderwijs, lijkt de uitgangspositie voor een succesvolle inzet van robotisering dan ook niet gunstig.  


De literatuur leert verder dat succesfactoren voor positieve inzet van robots gelegen zijn in de beschikbaarheid van de juiste juridische en ethische kaders, een adequate beeldvorming, een goede afstemming van competenties op de technische ontwikkelingen, een nauwe ketensamenwerking, een breed perspectief op de waarde voor organisaties en maatschappij, een zekere adoptiesnelheid van medewerkers en uiteindelijk een duidelijke focus op de behoeften van de eindgebruiker.  
De literatuur leert verder dat succesfactoren voor positieve inzet van robots gelegen zijn in de beschikbaarheid van de juiste juridische en ethische kaders, een adequate beeldvorming, een goede afstemming van competenties op de technische ontwikkelingen, een nauwe ketensamenwerking, een breed perspectief op de waarde voor organisaties en maatschappij, een zekere adoptiesnelheid van medewerkers en uiteindelijk een duidelijke focus op de behoeften van de eindgebruiker.  


== Interviews in de Zeeuwse zorg & maintenance ==
Nader kwalitatief onderzoek onder werknemers en werkgevers naar deze zeven factoren in de zorg en maintenance sector geven het volgende beeld:  
Nader kwalitatief onderzoek onder werknemers en werkgevers naar deze zeven factoren in de zorg en maintenance sector geven het volgende beeld:  


*Juridische en ethische factoren zijn sterk sectorbepaald. Ieder ervaart verschillende juridische en ethische belemmeringen, met meer oog voor privacy in de zorg en meer oog voor veiligheid in de maintenance; 
*Juridische en ethische factoren zijn sterk sectorbepaald. Ieder ervaart verschillende juridische en ethische belemmeringen, met meer oog voor privacy in de zorg en meer oog voor veiligheid in de maintenance. 


*De beeldvorming bij medewerkers in beide sectoren is dat banen kunnen verdwijnen en het werk met robots zwaarder is dan werken zonder robots. Opvallend is dat de beeldvorming meer realistisch en positief wordt indien men geconfronteerd wordt met implementatievoorbeelden.  
*De beeldvorming bij medewerkers in beide sectoren is dat banen kunnen verdwijnen en het werk met robots zwaarder is dan werken zonder robots. Opvallend is dat de beeldvorming meer realistisch en positief wordt indien men geconfronteerd wordt met implementatievoorbeelden.  
Regel 13: Regel 16:
*Beide sectoren verwachten een belangrijke bijdrage van kennisinstellingen bij de ontwikkeling van competenties. Bij de zorg vraagt men meer brede en algemene competenties ten aanzien van het werken met robots, terwijl maintenance meer specialistische en state-of-the-art kennisontwikkeling van instellingen verwacht.  
*Beide sectoren verwachten een belangrijke bijdrage van kennisinstellingen bij de ontwikkeling van competenties. Bij de zorg vraagt men meer brede en algemene competenties ten aanzien van het werken met robots, terwijl maintenance meer specialistische en state-of-the-art kennisontwikkeling van instellingen verwacht.  


*Alhoewel partijen het eens zijn over de manier waarop robotiseringstrajecten moeten worden georganiseerd (met strategische visie en in kleine, overzichtelijke stappen, met voldoende ruimte voor testopstellingen) is er een duidelijk andere rol en machtsverhouding voor partijen binnen de twee ketens. Binnen maintenance is de asset owner -eigenaar van de activa- duidelijk de aanjager, terwijl instellingen in de zorg zich veel passiever lijken op te stellen.  
*Alhoewel partijen het eens zijn over de manier waarop robotiseringstrajecten moeten worden georganiseerd (met strategische visie en in kleine, overzichtelijke stappen, met voldoende ruimte voor testopstellingen) is er een duidelijk andere rol en machtsverhouding voor partijen binnen de twee ketens. Binnen maintenance is de asset owner - eigenaar van de activa - duidelijk de aanjager, terwijl instellingen in de zorg zich veel passiever lijken op te stellen.  


*De waarde voor robotisering in de maintenance blijkt met de inspectie- en onderhoudsrobots voor tanks vooral gericht op de veiligheid van de werknemers en op kostenefficiëntie. Binnen de zorg lijken de toepassingen nog beperkt, maar zijn de overwegingen gelijklopend (efficiëntie en kwalitatieve ondersteuning van arbeid). Omdat in de zorg een deel van de business case vaak buiten de grenzen van één organisatie ligt, wordt het al snel erg complex. 
*De waarde voor robotisering in de maintenance blijkt met de inspectie- en onderhoudsrobots voor tanks vooral gericht op de veiligheid van de werknemers en op kostenefficiëntie. Binnen de zorg lijken de toepassingen nog beperkt, maar zijn de overwegingen gelijklopend (efficiëntie en kwalitatieve ondersteuning van arbeid). Omdat in de zorg een deel van de business case vaak buiten de grenzen van één organisatie ligt, wordt het al snel erg complex. 
Regel 21: Regel 24:
*Gebruikersbehoeften zijn door de definitie van het begrip eindgebruiker in deze studie vooral van toepassing in de zorg. Voor veel eindgebruikers is robotica nog een ver van hun bed show, maar lijkt er wel interesse om actief mee te denken over hoe robotica toepassingen voor hen van waarde kunnen worden.  
*Gebruikersbehoeften zijn door de definitie van het begrip eindgebruiker in deze studie vooral van toepassing in de zorg. Voor veel eindgebruikers is robotica nog een ver van hun bed show, maar lijkt er wel interesse om actief mee te denken over hoe robotica toepassingen voor hen van waarde kunnen worden.  


== Conclusies en aanbevelingen ==
Concluderend kan gesteld worden dat binnen de twee onderzochte sectoren vooral gezocht wordt naar een complementaire inzet van robotisering en dat men nog niet direct bezig is met het opvangen van personeelstekorten. Vooralsnog lijkt de balans positief door te slaan met een toename van ondernemersactiviteit en algemene bedrijvigheid in de sector. Hierbij blijkt het wel belangrijk om mensen mee te nemen in het proces, of dit nu medewerkers, klanten of ketenpartners zijn. Immers, zowel medewerkers, als klanten, als organisaties zien wel voordelen, maar hebben ook ieder hun eigen zorgen.  
Concluderend kan gesteld worden dat binnen de twee onderzochte sectoren vooral gezocht wordt naar een complementaire inzet van robotisering en dat men nog niet direct bezig is met het opvangen van personeelstekorten. Vooralsnog lijkt de balans positief door te slaan met een toename van ondernemersactiviteit en algemene bedrijvigheid in de sector. Hierbij blijkt het wel belangrijk om mensen mee te nemen in het proces, of dit nu medewerkers, klanten of ketenpartners zijn. Immers, zowel medewerkers, als klanten, als organisaties zien wel voordelen, maar hebben ook ieder hun eigen zorgen.  


Organisaties zien duidelijk voordelen van robotisering bij de inzet van gevaarlijke en moeilijke of zware taken, maar maken zich zorgen over de business case, de competenties van medewerkers en de adoptie van klanten. Medewerkers en klanten, op hun beurt, worden beïnvloed door negatieve berichten in de media, maar zien in praktijkcases ook duidelijk de voordelen. Vooral de wat technisch georiënteerde medewerker herkent eerder de kansen. De kans op succes is groter wanneer op basis van een strategisch doel kleine stappen gezet worden met voldoende ruimte voor testen, inspraak van medewerkers en evaluatie. Ook zijn het delen van ervaringen en succesverhalen binnen de eigen organisatie en samenwerking met externe partijen van belang. Organisaties die binnen de keten zelf de leiding nemen en eerder initiatief tonen, zijn succesvoller.  
Organisaties zien duidelijk voordelen van robotisering bij de inzet van gevaarlijke en moeilijke of zware taken, maar maken zich zorgen over de business case, de competenties van medewerkers en de adoptie van klanten. Medewerkers en klanten, op hun beurt, worden beïnvloed door negatieve berichten in de media, maar zien in praktijkcases ook duidelijk de voordelen. Vooral de wat technisch georiënteerde medewerker herkent eerder de kansen. De kans op succes is groter wanneer op basis van een strategisch doel kleine stappen gezet worden met voldoende ruimte voor testen, inspraak van medewerkers en evaluatie. Ook zijn het delen van ervaringen en succesverhalen binnen de eigen organisatie en samenwerking met externe partijen van belang. Organisaties die binnen de keten zelf de leiding nemen en eerder initiatief tonen, zijn succesvoller.  


Onderwijs, zowel in de rol als kennispartner als in de rol van opleider, wordt gezien als een facilitator van deze processen. De rol van kennispartner dient gebaseerd te zijn op een expliciete keuze voor een expertise domein voor langere duur. Voor de rol als opleider geldt dat men, in samenwerking en samenspraak met het werkveld, robotisering in het onderwijsprogramma van beroepsopleidingen op moet nemen.  
Onderwijs, zowel in de rol van kennispartner als in de rol van opleider, wordt gezien als een facilitator van deze processen. De rol van kennispartner dient gebaseerd te zijn op een expliciete keuze voor een expertise domein voor langere duur. Voor de rol als opleider geldt dat men, in samenwerking en samenspraak met het werkveld, robotisering in het onderwijsprogramma van beroepsopleidingen op moet nemen.  


Ook de overheid kan een rol vervullen, en wel als regulator en als facilitator van kenniscreatie en kennisdeling. Men kan alert zijn op belemmeringen in wet- en regelgeving die robotisering in de weg staan en men kan een Zeeuws Robotconsortium en sectorale overleggen stimuleren en ondersteunen. 
Ook de overheid kan een rol vervullen, en wel als regulator en als facilitator van kenniscreatie en kennisdeling. Men kan alert zijn op belemmeringen in wet- en regelgeving die robotisering in de weg staan en men kan een Zeeuws Robotconsortium en sectorale overleggen stimuleren en ondersteunen. 
Regel 49: Regel 53:
}}
}}
{{Project KCOI Publication additional
{{Project KCOI Publication additional
|Samenwerking=STKH 00002,STKH 00047,
|Samenwerking=STKH 00002,STKH 00047
|Imagename=Robot.JPG
|Imagename=Robot.jpeg
|Filename=De-kansen-van-Robotisering-voor-Zeeland-eindrapportage (1).pdf
|Filename=De-kansen-van-Robotisering-voor-Zeeland-eindrapportage.pdf
}}
}}
{{KCOI Publication Author
{{KCOI Publication Author
|Stakeholder=STKH 00047
|Stakeholder=STKH 00047
|Contributor=Gebruiker:Stef Bleyenberg
|Contributor=Gebruiker:Ageeth
|Contact=Ja
|Contact=Ja
}}
}}

Huidige versie van 30 nov 2021 om 18:03

Belang van het onderzoek

In dit onderzoek worden robots gedefinieerd als fysieke machines met ‘zintuigen’, ‘ledematen’ en ‘hersens’, die in staat zijn menselijke handelingen te verrichten. Met de toenemende technologische mogelijkheden en een zekere algemene ongerustheid over de impact van robotisering op ons werk en onze economie, is een onderzoek naar wat bedrijven, overheid en onderwijs kunnen doen om robotisering succesvol in te zetten, gerechtvaardigd.  

Inzichten uit de literatuur

De Zeeuwse economie volgt de nationale groeitrends, maar scoort op relevante economische indicatoren lager dan gemiddeld en kent een krappe arbeidsmarkt. Robotisering zou hier een mogelijk antwoord op kunnen zijn. Echter, bestaande cases en literatuur leren dat succesvolle robottoepassingen ook vragen om een sterk ecosysteem en een sterk innovatief midden- en kleinbedrijf (MKB). In vergelijking tot de rest van Nederland blijkt Zeeland ook op innovatievlak achter te lopen. Met lage innovatie-inspanningen door het Zeeuwse MKB en beperkte investeringen in kennisontwikkeling in het onderwijs, lijkt de uitgangspositie voor een succesvolle inzet van robotisering dan ook niet gunstig.  

De literatuur leert verder dat succesfactoren voor positieve inzet van robots gelegen zijn in de beschikbaarheid van de juiste juridische en ethische kaders, een adequate beeldvorming, een goede afstemming van competenties op de technische ontwikkelingen, een nauwe ketensamenwerking, een breed perspectief op de waarde voor organisaties en maatschappij, een zekere adoptiesnelheid van medewerkers en uiteindelijk een duidelijke focus op de behoeften van de eindgebruiker.  

Interviews in de Zeeuwse zorg & maintenance

Nader kwalitatief onderzoek onder werknemers en werkgevers naar deze zeven factoren in de zorg en maintenance sector geven het volgende beeld:  

  • Juridische en ethische factoren zijn sterk sectorbepaald. Ieder ervaart verschillende juridische en ethische belemmeringen, met meer oog voor privacy in de zorg en meer oog voor veiligheid in de maintenance. 
  • De beeldvorming bij medewerkers in beide sectoren is dat banen kunnen verdwijnen en het werk met robots zwaarder is dan werken zonder robots. Opvallend is dat de beeldvorming meer realistisch en positief wordt indien men geconfronteerd wordt met implementatievoorbeelden.  
  • Beide sectoren verwachten een belangrijke bijdrage van kennisinstellingen bij de ontwikkeling van competenties. Bij de zorg vraagt men meer brede en algemene competenties ten aanzien van het werken met robots, terwijl maintenance meer specialistische en state-of-the-art kennisontwikkeling van instellingen verwacht.  
  • Alhoewel partijen het eens zijn over de manier waarop robotiseringstrajecten moeten worden georganiseerd (met strategische visie en in kleine, overzichtelijke stappen, met voldoende ruimte voor testopstellingen) is er een duidelijk andere rol en machtsverhouding voor partijen binnen de twee ketens. Binnen maintenance is de asset owner - eigenaar van de activa - duidelijk de aanjager, terwijl instellingen in de zorg zich veel passiever lijken op te stellen.  
  • De waarde voor robotisering in de maintenance blijkt met de inspectie- en onderhoudsrobots voor tanks vooral gericht op de veiligheid van de werknemers en op kostenefficiëntie. Binnen de zorg lijken de toepassingen nog beperkt, maar zijn de overwegingen gelijklopend (efficiëntie en kwalitatieve ondersteuning van arbeid). Omdat in de zorg een deel van de business case vaak buiten de grenzen van één organisatie ligt, wordt het al snel erg complex. 
  • Voor wat betreft medewerkeradoptie lijkt dit proces binnen de maintenance minder problematisch dan bij de zorg. Dit wordt toegeschreven aan de technische achtergrond van de medewerkers in de maintenance. In de zorg maakt men zich vooral zorgen over de oudere medewerker.  
  • Gebruikersbehoeften zijn door de definitie van het begrip eindgebruiker in deze studie vooral van toepassing in de zorg. Voor veel eindgebruikers is robotica nog een ver van hun bed show, maar lijkt er wel interesse om actief mee te denken over hoe robotica toepassingen voor hen van waarde kunnen worden.  

Conclusies en aanbevelingen

Concluderend kan gesteld worden dat binnen de twee onderzochte sectoren vooral gezocht wordt naar een complementaire inzet van robotisering en dat men nog niet direct bezig is met het opvangen van personeelstekorten. Vooralsnog lijkt de balans positief door te slaan met een toename van ondernemersactiviteit en algemene bedrijvigheid in de sector. Hierbij blijkt het wel belangrijk om mensen mee te nemen in het proces, of dit nu medewerkers, klanten of ketenpartners zijn. Immers, zowel medewerkers, als klanten, als organisaties zien wel voordelen, maar hebben ook ieder hun eigen zorgen.  

Organisaties zien duidelijk voordelen van robotisering bij de inzet van gevaarlijke en moeilijke of zware taken, maar maken zich zorgen over de business case, de competenties van medewerkers en de adoptie van klanten. Medewerkers en klanten, op hun beurt, worden beïnvloed door negatieve berichten in de media, maar zien in praktijkcases ook duidelijk de voordelen. Vooral de wat technisch georiënteerde medewerker herkent eerder de kansen. De kans op succes is groter wanneer op basis van een strategisch doel kleine stappen gezet worden met voldoende ruimte voor testen, inspraak van medewerkers en evaluatie. Ook zijn het delen van ervaringen en succesverhalen binnen de eigen organisatie en samenwerking met externe partijen van belang. Organisaties die binnen de keten zelf de leiding nemen en eerder initiatief tonen, zijn succesvoller.  

Onderwijs, zowel in de rol van kennispartner als in de rol van opleider, wordt gezien als een facilitator van deze processen. De rol van kennispartner dient gebaseerd te zijn op een expliciete keuze voor een expertise domein voor langere duur. Voor de rol als opleider geldt dat men, in samenwerking en samenspraak met het werkveld, robotisering in het onderwijsprogramma van beroepsopleidingen op moet nemen.  

Ook de overheid kan een rol vervullen, en wel als regulator en als facilitator van kenniscreatie en kennisdeling. Men kan alert zijn op belemmeringen in wet- en regelgeving die robotisering in de weg staan en men kan een Zeeuws Robotconsortium en sectorale overleggen stimuleren en ondersteunen. 
























Kansen voor robotisering

Door nieuwe technologische ontwikkelingen doen steeds meer en steeds slimmere robots hun intrede bij ondernemingen. Uit een recente studie van het World Economic Forum blijkt dat verwacht wordt dat in 2025 meer dan de helft van de banen door robots zal worden uitgevoerd. Ook het Zeeuwse bedrijfsleven zal hiermee te maken krijgen. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor het Zeeuwse bedrijfsleven? Hoe kunnen ondernemers bereiken dat de inzet van robots binnen hun bedrijf een succes wordt? Tegelijkertijd speelt de vraag of de toenemende robotisering voor de Zeeuwse economie als een kans of als een bedreiging dient te worden beschouwd. In opdracht van SER-Zeeland heeft HZ Kenniscentrum Ondernemen & Innoveren  een studie verricht naar de effecten van de toenemende robotisering voor de Zeeuwse economie. 

Kansen voor robotisering

Contactpersonen

Ageeth van Maldegem

Ageeth van Maldegem

Over deze publicatie

Datum:13/10/2019
In samenwerking met:HZ University of Applied Sciences, HZ Kenniscentrum Ondernemen en Innoveren
Auteur(s):Ageeth van Maldegem