LC 00057: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 23: | Regel 23: | ||
</blockquote> | </blockquote> | ||
Helaas rust er veelal nog een taboe op het ziektebeeld en zijn signalen niet altijd even concreet. Zoals boven beschreven kunnen ze diffuus zijn en op meerdere domeinen betrekken hebben. Sterker nog, het „niet-pluis” gevoel moet ook pas ontstaan op het moment dat er op meerdere domeinen, zich herhalende, problemen voordoen. Om goed te kunnen signaleren is kennis nodig. Kennis over het type signalen en de combinatie van signalen. Professionals die vanuit hun werk veel met mensen en in het specifiek ouderen te maken hebben, zouden idealiter geschoold moeten zijn op het herkennen van signalen. Wanneer moet er een lichtje gaan branden, zonder dat we in een overreactie schieten. | Helaas rust er veelal nog een taboe op het ziektebeeld en zijn signalen niet altijd even concreet. Zoals boven beschreven kunnen ze diffuus zijn en op meerdere domeinen betrekken hebben. Sterker nog, het „niet-pluis” gevoel moet ook pas ontstaan op het moment dat er op meerdere domeinen, zich herhalende, problemen voordoen. Om goed te kunnen signaleren is kennis nodig. Kennis over het type signalen en de combinatie van signalen. Professionals die vanuit hun werk veel met mensen en in het specifiek ouderen te maken hebben, zouden idealiter geschoold moeten zijn op het herkennen van signalen. Wanneer moet er een lichtje gaan branden, zonder dat we in een overreactie schieten. En juist om die overreactie te voorkomen is het van belang dat mensen voldoende onderlegd zijn om zo goed mogelijk het onderscheid te maken tussen 'normal' veroudering en het 'niet-pluis' gevoel. | ||
{{Light Context | {{Light Context | ||
|Supercontext=LC 00056 | |Supercontext=LC 00056 |
Versie van 4 jun 2016 14:03
Iedereen vergeet wel eens wat. De meeste mensen maken gebruik van geheugensteuntjes, zoals een agenda of (boodschappen)briefjes. Naarmate we ouder worden hebben meer mensen moeite met het aanleren van nieuwe apparaten (nieuw mobieltje), hebben mensen meer moeite om van gewoontes af te wijken, worden rekensommen trager gemaakt en gaat iets plannen en uitvoeren hiervan (bijvoorbeeld reizen of koken) een stuk trager. Bij het ouder worden gaat het functioneren op meerdere gebieden van het geheugen (en dus niet alleen het onthouden) achteruit. Bij gewone veroudering passen mensen zich hier op aan. Zij blijven zelfstandig functioneren en vragen actief om hulp zodat zij zelf weer verder kunnen.
Soms gaat het anders … U kunt aanvoelen dat er iets aan de hand is, zonder dat u er precies de vinger op kunt leggen. Dit wordt het ‘niet-pluis' gevoel genoemd. De persoon reageert anders. Anders op stress. Anders op vragen. Eerder boos. Of eerder stiller. Minder initiatief. Minder belangstelling. Er wordt niet meer naar ervaringen van anderen gevraagd. De warmte verkilt. De telefoontjes gaan alleen nog maar over zichzelf of over noodzakelijke hulp. Er volgen verwijten, zonder reden. Afspraken worden niet nagekomen of glashard ontkent. Sommige dagen erger dan andere. Soms hele weken niets bijzonders en dan ineens … is het er weer. (geriater)
Het 'niet-pluis-gevoel' zoals boven beschreven kan in veel gevallen erg ongrijpbaar zijn. In deze fase is het ook nog goed mogelijk om door de persoon zelf of de partner de achteruitgang te maskeren. Toch is het van belang om juist in deze fase al duidelijkheid te krijgen of er inderdaad sprake is van normale achteruitgang onder invloed van veroudering of dat er een andere reden is.
De veranderingen die plaats vinden hoeven niet perse te duiden op dementie (of beter gezegd, een van de dementie syndromen). Deze achteruitgang kan ook veroorzaakt worden door andere aandoeningen. In beide gevallen is het van belang om de stap richting de huisarts te maken. Bij een andere aandoening dan dementie is er een goede kans dat dit verholpen kan worden en de persoon in kwestie weer 'de oude' wordt. In het geval van een beginnende dementie geeft een tijdige diagnose de client en familie de kans om zaken te bespreken in een fase waarin de persoon in kwestie veelal nog goed bij de tijd is.
Dementie is onherroepelijk een progressief ziektebeeld. Het kan een grillig beeld zijn, met 'ups and downs', fasen waarin het een stuk beter lijkt te gaan en fasen waarin het ineens hard achteruit gaat. En de achteruitgang komt altijd sneller dan je wilt. Juist daarom is het van belang dat er tijdig duidelijkheid is, zodat de familie (het clientsysteem) weet wat er komen gaat en handvatten heeft om hiermee om te gaan.
Wat we in het begin vooral doen en waar de meerwaarde zit, is mensen uitleggen wat de ziekte inhoud, waar ze zich op voor moeten bereiden zonder op zaken vooruit te lopen en heel belangrijk wat er mogelijk is aan extra hulp als het zover is. Alle informatie met betrekking tot professioneel aanbod is er wel, maar wat, wanneer en hoe dit in te zetten is voor de burger over het algemeen volledig ondoorgrondelijk. (case manager)
In de beginfase van het ziektebeeld is er nog steeds lerend vermogen. Dit zou het mogelijk maken om juist in die fase nieuwe patronen aan te leren. Anticiperend op bijvoorbeeld koken in de toekomst, waarbij een gasfornuis gevaarlijke situaties op kan leveren (vergeten deze uit te zetten), zou in een vroeg stadium een magnetron geïntroduceerd kunnen worden. In deze fase is de persoon nog in staat om de werking ervan eigen te maken en dus in een later stadium daar nog steeds gebruik van te kunnen maken. (case manager)
Wij zijn met vader, vanaf het moment dat we wisten dat het Alzheimer was, elke dag hetzelfde rondje gaan lopen. Op die manier heeft hij ook in een veel latere fase zelfstandig dit rondje kunnen lopen, zonder te verdwalen. Dit gaf ons rust en hem vrijheid. (mantelzorger)
Helaas rust er veelal nog een taboe op het ziektebeeld en zijn signalen niet altijd even concreet. Zoals boven beschreven kunnen ze diffuus zijn en op meerdere domeinen betrekken hebben. Sterker nog, het „niet-pluis” gevoel moet ook pas ontstaan op het moment dat er op meerdere domeinen, zich herhalende, problemen voordoen. Om goed te kunnen signaleren is kennis nodig. Kennis over het type signalen en de combinatie van signalen. Professionals die vanuit hun werk veel met mensen en in het specifiek ouderen te maken hebben, zouden idealiter geschoold moeten zijn op het herkennen van signalen. Wanneer moet er een lichtje gaan branden, zonder dat we in een overreactie schieten. En juist om die overreactie te voorkomen is het van belang dat mensen voldoende onderlegd zijn om zo goed mogelijk het onderscheid te maken tussen 'normal' veroudering en het 'niet-pluis' gevoel.
Hier wordt aan gewerkt of naar verwezen door: Casestudies- van bewustwording naar draagkracht