MediaWiki:IKH S3
Overzicht
Nadat je werkgever op de hoogte is gebracht van je diagnose zul je aan moeten geven hoe je de komende periode met je werk wilt omgaan. Meestal weet je dan nog niet hoe jouw behandelplan eruit gaat zien.
Uitgangssituatie (Dilemma)
Je weet niet precies hoe het behandeltraject eruit gaat zien of welke uitwerking de behandeling zal hebben op je functioneren. Hoe maak je afspraken met je werkgever terwijl er nog zoveel onduidelijk is?
Handelingsopties
1. Proberen om meer duidelijkheid te krijgen over de behandeling
“In het ziekenhuis gaat alles stapje voor stapje. Ja, maar wat dan als…Dat bekijken we allemaal later wel. Dat vond ik wel lastig want ik kon tegen mijn leidinggevende ook niet zeggen van zo zo en zo gaat het lopen”. (WP1-IP1, p.3).
“Ik heb de eerste keer aan de oncoloog gevraagd: denk je dat ik kan werken als ik chemo krijg? En toen zei ze: ‘Dat mag maar ik heb nog nooit iemand gezien die dat deed.’ En daar was het eigenlijk wel mee klaar” (WP1-IP1).
Rol oncoloog uitleggen
2. Met je werkgever afspraken maken zonder dat er duidelijkheid is over de behandeling of de gevolgen ervan.
“En ja, ik was niet ziek. Tenminste, ik voelde mij niet ziek. Het is alleen maar van die foto's dat ze zeggen je bent ziek. Maar ik voelde niks. Dat is heel raar. En dan, weet je op een gegeven moment beginnen die behandelingen en ja daar word je ziek van. Dat je denkt ik voel me prima maar je gaat ziek worden van de behandelingen.” (WP1-IP2, p.6).
IKH (Condities)
Wat wil je zelf? Er is veel om over na te denken; het is moeilijk te overzien wat belangrijk is en welke beslissingen voor jou de juiste zijn. Je hebt de neiging om je volgzaam op te stellen. Wat wil je zelf? ‘Maar ik denk echt als iemand had gezegd, goh hoe gaat het? Wil je naar je werk? Hoe kunnen we dat vorm gaan geven? Dat was al helpend geweest.’ (WP1 – IP5) Open communicatie Hoe beter je werkgever op de hoogte wordt gehouden van de ontwikkelingen m.b.t. je ziekte en je functioneren, hoe makkelijker het voor je werkgever wordt om met je mee te denken. “Er ligt een verantwoordelijkheid in ieders rol, ook de medewerker zelf die de diagnose heeft gekregen. Hoe moeilijk zo een diagnose ook is en hoe hard zo een diagnose in het begin ook binnenkomt, natuurlijk zeker als je nog niet weet wat de prognose gaat zijn. Maar ik zie wel als daar vanuit die persoon de communicatie komt van ‘joh laat me even met rust de komende weken want ik moet dit even zelf een plaatsje geven of ik heb behandelingen en dan voel ik me niet fijn dus ik wil echt even een paar weken met rust gelaten worden ik kom weer in de lucht als het weer beter gaat’. Als die communicatie vanuit de persoon er is dan zie je ook dat het toch allemaal wat beter in te schatten is en dat de collega’s weten waar ze aan toe zijn.” (WP3-IP3, pag. 6) |
Handelingsoptie 2: Het gesprek met je werkgever
Het gesprek met je werkgever kan tot één van de volgende situaties leiden:
a. Jullie vinden samen een passende manier om met de onduidelijkheid om te gaan.
“Op het werk geven ze mij alle vrijheid. Er is niemand die zegt tegen mij, je moet dit of je moet dat. Ze zeggen gewoon, je gaat 50% werken misschien kan je dat het beste verdelen over 4 of over 5 dagen dan twee lange dagen. Ze zijn ook beschermend. Ze denken voor mij mee wat het beste voor mij is. Maar dat komt ook, ik ben ook eerlijk naar hun toe. En ze weten ook dat ik er geen misbruik van maak. Dus het werkt langs twee kanten.” (WP1-IP3, p.21).
b. Het blijkt moeilijk te zijn om met de onduidelijkheid om te gaan; er wordt duidelijkheid gecreëerd door ziek te melden.
“De rol van de leidinggevende is op dat moment gewoon heel belangrijk. Van, kan hij in gesprek blijven met zn medewerker, kan die goed onderzoeken waar de behoefte ligt bij de medewerker, wat kunnen we vragen, wat kunnen we niet vragen, en ook aandacht geeft voor dat stukje contact in het team.” (WP3-IP3, pag.5)
Link naar ziekmelding
c. Er wordt (nog) niet vooruit gekeken, maar uitgegaan van de situatie zoals die zich nu voordoet.
“Want ja, voor mijn gevoel had ik nog niks, ja je hebt wel een rare uitslag gehoord maar je bent nog gewoon, ik voelde niks. Dus dan ga je gewoon weer werken.” (WP1-IP1, p.3)
Dialogen ter illustratie van de situaties 2a, 2b en 2c
Dialoog a: Jullie vinden samen een passende manier om met de onduidelijkheid om te gaan.
Wg; (Ik vind het wel lastig om mijn medewerker met werk lastig te moeten vallen in deze moeilijke tijd, maar ik moet mogelijk wel wat zaken hier regelen, ik zal toch vragen hoe hij/zij naar de komende periode kijkt)
“Weet je al meer over de behandeling en hoe de komende maanden eruit gaan zien?”
Wn: “Nee, ik zou dat zelf ook graag willen weten. In het ziekenhuis wordt alles stap voor stap bekeken. De oncoloog heeft alleen gezegd dat ze het nog nooit heeft meegemaakt dat iemand blijft werken tijdens de chemo’s.”
(In het ziekenhuis lijken ze niet ver vooruit te kunnen denken. Mijn werkgever wil dat wel. En dat begrijp ik, want ik voel die behoefte zelf ook.)
“Ik zou graag afspraken met je willen maken over het werk, maar ik vind het vervelend als ik ze straks niet kan nakomen.”
Wg: (Dat is lastig. De situatie zal voorlopig onzeker blijven. We kunnen niet ver vooruit kijken.)
“Wat zou je willen doen de komende weken?”
Wn: (ik heb hier thuis gelukkig al over nagedacht. Ik vind werk belangrijk, het leidt mij af, en ik voel mij ook verantwoordelijk richting het werk. Fysiek voel ik mij nu nog redelijk goed, zolang het gaat wil ik dan ook wel deels blijven werken)
“Ik zou het fijn vinden om dinsdag en donderdag te komen werken. Dan zijn Martijn en Lisa er ook. Zij zijn bereid om werkzaamheden van mij overnemen.”
Wg: “Dat lijkt mij prima. Wil je me op de hoogte houden van hoe het gaat? Als je situatie verandert zullen we misschien nieuwe afspraken moeten maken.”
Dialoog b: Het blijkt moeilijk te zijn om met de onduidelijkheid om te gaan; er wordt duidelijkheid gecreëerd door ziek te melden.
Wn: “Er gebeurt zo ontzettend veel op dit moment. Mijn agenda staat vol met doktersafspraken. Ik word van de één naar de ander gestuurd. Reken deze week niet op me.
Wg: “Bedoel je dat je van plan bent om volgende week weer te komen werken?”
Wn: “Ja zeker. Als het lukt wil ik graag komen.”
Wg: (Iemand die komt en gaat, dat gaat me teveel onrust geven. Ik wil weten waar ik aan toe ben, wil continuïteit kunnen waarborgen.)
“Het lijkt me echt verstandiger om thuis te blijven en het werk los te laten. Je bent ziek. Heel erg ziek!”
Wn: (Er wordt eigenlijk niet eens gevraagd hoe ik er naar kijk, wat ik wil, en wat er misschien wel nog mogelijk is. Begrijpt hij niet hoe belangrijk mijn werk voor me is?)
“Ik ben niet alleen maar ziek hoor! Er zijn taken die ik gewoon kan blijven uitvoeren.”
Wg: “Neem toch rust, je zult het nodig hebben.”
Wn: (Het was fijn geweest als we samen een vorm hadden kunnen vinden, maar die ruimte is er niet. Ik zal me erbij neer moeten leggen.)
Dialoog c: Er wordt (nog) niet vooruit gekeken, maar uitgegaan van de situatie zoals die zich nu voordoet.
Wn: “Ik heb een slechte diagnose gehad, maar voel me totaal niet ziek. Ik wil graag gewoon doorgaan met werken.”
(Laat mijn leven alsjeblieft zolang mogelijk normaal blijven.)
Wg: (Ik waardeer zijn openheid, zijn bereidwilligheid. Ik wil hem graag ter wille zijn.)
“Als jij dat wilt is dat natuurlijk prima. Laat het maar weten als ik iets voor je kan doen.”