Kwetsbare groepen en corona - lessons learned in Zeeland
Inhoudsopgave
Kwetsbare groepen en corona: lessons learned in Zeeland
Voorwoord
De coronacrisis raakt alle inwoners van de provincie Zeeland. Het afgelopen jaar werden inwoners geconfronteerd met de impact van de ziekte zelf, met zorg om zieke familieleden, met overlijden als gevolg van corona. Ze werkten thuis, hielpen -tussendoor- hun kroost met thuisonderwijs. Winkels en horeca gingen dicht, de computers en laptops gingen aan. Het leven speelde zich vooral digitaal af met -af en toe- een uitstapje op anderhalve meter afstand.
Na drie golven corona is er licht aan het einde van de tunnel. Een aanzienlijk deel van de bevolking is inmiddels gevaccineerd en de IC-bezetting en de aantallen ziekenhuisopnames zijn de afgelopen maanden sterk gedaald. Tijd om voorzichtig vooruit te kijken en de balans op te maken. Hoe gaat het met het onderwijs? Hoe hebben ZZP’ers corona doorstaan? Zijn kwetsbare groepen extra geraakt door het virus? Zien we nieuwe groepen? Betekende corona alleen kommer en kwel, of zien we ook innovaties waar we blij van worden, die we vast willen houden?
Deze vragen vormden de basis van voorliggend onderzoek. Zeeuwse bestuurders, vertegenwoordigd in het Overleg Zeeuwse Overheden, vroegen aan ZB| Planbureau om onderzoek te doen naar de maatschappelijke impact van corona. Verhalen uit het werkveld vertellen in deze rapportage hoe verschillende groepen de pandemie hebben beleefd. Door middel van cijfermatige onderbouwing (‘tellen’) worden de kwetsbare groepen en hun problematiek in context geplaatst. Wat kunnen we leren van een pandemie als deze? Welke lessen kunnen we als bestuurders trekken en op welke manier helpt dit ons om mee te bewegen met maatschappelijke ontwikkelingen?
Tellen en vertellen. ZB| Planbureau verzamelde kwantitatieve gegevens. Daarnaast werd, op basis van een virtuele werkplaats, met mensen uit beleid en veld gesproken over twee vragen:
Welke zijn de belangrijkste kwetsbare groepen in Zeeland, als het gaat om de impact van corona?
Welke zijn de belangrijkste uitdagingen en kansen in Zeeland; wat zijn de lessons learned?
De input van de hierboven genoemde werkplaats vormde de basis van diepte-interviews met o.a. GGD Zeeland, Emergis, onderwijs, Leger des Heils, Veilig Thuis Zeeland, SVRZ en schuldhulpverlening.
De opbrengsten van het onderzoek leveren geen totaalplaatje op. Wel is beoogd een aanzet te geven om nieuwe stappen te zetten. Een gereedschapskist om handelingsgericht aan de slag te gaan, op al die plekken in Zeeland, voor onze inwoners. Zo komen we sterker uit de pandemie!
José van Egmond – voorzitter regiegroep ‘Kwetsbare groepen en corona: lessons learned’
Inleiding
In het Zeeuwse overheidsdomein heeft in het afgelopen jaar de focus van de Corona-aanpak (logischerwijs) veel gelegen op crisisaanpak op korte termijn. In Zeeland is aanvullend behoefte aan een ‘maatschappelijke routekaart’, met daarin een middellange en lange termijn aanpak ten aanzien van de impact van corona. Ter ondersteuning van deze routekaart heeft de Bestuurlijke Kerngroep OZO voorgesteld om onderzoek te laten doen naar de lessons learned in Zeeland in de afgelopen periode. Op basis van deze onderzoeksvraag heeft ZB| Planbureau in de periode februari-juni 2021 door middel van kwalitatief onderzoek (vertellen), ondersteund door kwantitatieve gegevens (tellen) onderzoek gedaan naar de maatschappelijke impact van corona op kwetsbare groepen in Zeeland. De resultaten van dit onderzoek kunnen gebruikt worden als handvatten voor het bepalen en prioriteren van beleidskeuzes in en rond het sociaal domein in Zeeland in de komende periode.
Voor dit onderzoek is gekozen voor een combinatie van kwalitatief (vertellen) en kwantitatief (tellen). Deze combinatie geeft als het ware een ‘quick scan’ van de van corona op kwetsbare groepen in Zeeland in het afgelopen anderhalf jaar. De term quick scan wordt hier bewust gebruikt, niet omdat het een vluchtig onderzoek betreft, maar vooral om te duiden dat het hier gaat om een momentopname van de impact van corona op een ‘dwarsdoorsnede’ van diverse kwetsbare groepen mensen in Zeeland. Het onderzoeksproces startte met een digitale ‘werkplaats’ met beleidsmedewerkers en professionals uit het werkveld in Zeeland. In deze werksessie is gesproken over de volgende drie vragen:
- Welke zijn de belangrijkste kwetsbare groepen in Zeeland, als het gaat om de impact van corona?
- Welke zijn de belangrijkste uitdagingen en kansen in Zeeland; wat zijn de lessons learned?
- Welke professionals zouden we voor dit onderzoek kunnen benaderen voor een diepte-interview over kwetsbare groepen?
Het resultaat van deze werksessie is teruggekoppeld aan de deelnemers en vormde voor het onderzoeksteam input voor het bepalen van de inhoudelijke scope en focus van het onderzoek. Ook de keuze voor menen voor de diepte-interviews is hierop gebaseerd. Hierbij is specifiek gezocht naar een gebalanceerde mix van organisaties, rollen en expertises, om zodoende een zo representatief mogelijk beeld te krijgen. Ook is geprobeerd om bij de keuze van de geïnterviewden rekening te houden met de regionale spreiding binnen Zeeland. Dat is ten dele gelukt.
Hoewel de coronacijfers inmiddels sterk zijn gedaald en het einde van de coronamaatregelen nu ook in zicht is, zal de impact van de pandemie nog niet voorbij zijn en in sommige opzichten zich later pas gaan manifesteren. We beogen met deze analyse bij te dragen aan de invulling van ‘een maatschappelijke routekaart’ voor Zeeland in de komende periode. Er volgen ook andere onderzoeken, zoals de Zeeuwse Jeugdmonitor (voortgezet onderwijs, klas 3) en de GGD-gezondheidsmonitor, waarin aandacht wordt besteed aan maatschappelijke impact van corona.
Maatschappelijke impact corona – landelijk beeld
Sinds de start van de coronacrisis zijn er landelijk en regionaal diverse onderzoeken en monitors gestart ten aanzien van de maatschappelijke impact. Zo is er landelijk een Tijdelijke Werkgroep Sociale Impact van het Coronavirus en heeft het SCP (Sociaal en Cultureel Planbureau) onderzoek gedaan naar de maatschappelijke impact van corona in 2020. Ook de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) heeft in samenwerking met verscheidene partners een Dashboard Sociale Impact Corona (2020) ontwikkeld, waarin op een aantal indicatoren een beeld wordt gegeven van de mogelijke maatschappelijke impact van corona. In deze paragraaf worden de belangrijkste bevindingen uit de hierboven genoemde onderzoeken beschreven voor een landelijk beeld.
Medio juni 2021 waren er in Nederland in totaal ruim 1,67 miljoen geregistreerde besmettingen, bijna 31 duizend ziekenhuisopnames en bijna 18 duizend geregistreerde overlijdens als gevolg van corona (RIVM, 2021). Risicogroepen voor een ernstig beloop en sterfte door corona zijn ouderen en volwassenen met een chronische aandoening. Mensen met lage sociaaleconomische status hebben door hun werk- en leefomstandigheden beperkte middelen om zich te wapenen tegen besmetting en zijn ook relatief gevoelig voor de (fysieke) gevolgen van corona. Gevolgen op langere termijn zijn uitstel en afstel van reguliere zorg en langdurige klachten na een coronabesmetting (SCP, 2021).
Over het psychisch welbevinden van Nederlanders concludeert het SCP dat, gemiddeld genomen, in 2020 vrij stabiel is gebleven. Wel concludeert het SCP dat er grote verschillen zijn tussen groepen. Zo nam in het bijzonder onder scholieren en studenten het aandeel met een laag psychisch welbevinden toe. De Nederlandse ggz meldde eind december 2020 dat zorgaanbieders in de psychiatrische zorg een forse toename zagen van kinderen en jongeren met ernstige depressies, acuut suïciderisico of acute eetstoornissen. Ook onder mensen die corona van dichtbij meemaakten en mensen in risicogroepen is het aandeel met een laag psychisch welbevinden toegenomen. Voor de komende periode ziet het SCP op het gebied van gezondheid vooral aandachtspunten in gezondheidseffecten op langere termijn in GGZ-capaciteit (SCP, 2021).
Sinds de intelligente lockdown in het voorjaar van 2020 zijn veel bedrijven en zelfs hele branches sterk getroffen door de coronamaatregelen. Door middel van steunmaatregelen heeft de Nederlandse overheid sindsdien geprobeerd het werkgelegenheidsverlies te beperken. Desondanks is de impact aanzienlijk. Met name onder jongeren, laagopgeleiden en mensen met een niet-westerse migratieachtergrond is de werkloosheid gestegen (SCP, 2021). In het bijzonder mensen die de arbeidsmarkt willen betreden, waaronder jongeren, zijn getroffen. Jonge mensen hebben vaak nog geen of weinig rechten opgebouwd voor een werkloosheidsuitkering, waardoor ze relatief snel een beroep zullen doen op een Bijstandsuitkering als zij niet tijdig werk vinden (VNG, 2021). Ook zelfstandigen zijn geraakt; zij hadden vaak te maken met een aanzienlijke inkomensachteruitgang en ook met een daling in de tevredenheid met het leven (SCP, 2021). Het gevoel heerst dat er veel ondernemers zijn die vooral (of alleen) door de steunmaatregelen op de been worden gehouden, en dat ondernemers interen op hun spaargeld. De vraag is hoe lang ze dit vol kunnen houden. Mogelijk moeten bedrijven reorganiseren als de steunpakketten ophouden. Als het gaat om financiële kwetsbaarheid gaat het volgens de VNG niet zozeer om ‘traditioneel kwetsbaren’, maar vooral om huishoudens waarbij het inkomen in korte tijd met 50-80% is afgenomen, vaak mensen die niet in aanmerking komen voor de bijstand vanwege de voorwaarden (VNG, 2021). Voor de komende periode ziet het SCP aandacht voor kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt als belangrijk kernpunt op het gebied van werk en inkomen. Werk-naar-werk-trajecten gericht op omscholing en inzichten van de Commissie Regulering van Werk moeten hierbij handelingsperspectief bieden (SCP, 2021).
De maatregelen tegen het coronavirus hebben grote gevolgen gehad voor het onderwijs. In het basis-, voortgezet en middelbaar onderwijs moesten leerlingen een deel van het schooljaar afstandsonderwijs volgen. Ook op hbo en universiteit vindt een groot deel van het onderwijs op afstand plaats. De Inspectie van het Onderwijs constateert dat er in het afgelopen jaar sprake was van een groot aanpassingsvermogen in het onderwijs (onderwijs op afstand, anderhalve meter-maatregelen en noodopvang). Tegelijkertijd is de impact op scholieren en studenten groot, bijvoorbeeld door het gemis aan (fysiek) sociaal contact. Ook heeft de crisis de kansenongelijkheid in het onderwijs verder vergroot: juist de leerlingen die al uit lastiger omstandigheden kwamen, hadden vaker problemen om mee te komen in deze crisis. Via het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) na corona wil de overheid samen met het onderwijsveld proberen de opgelopen achterstand in te lopen en te zorgen voor een duurzaam effect. De oproep van de Inspectie is om van de aangekondigde reparatie een duurzame renovatie van het onderwijs te maken (Inspectie van het Onderwijs, 2021). Naast de zorg over kansenongelijkheid in het onderwijs zijn er ook zorgen over de stap van onderwijs naar werk. Een tekort aan stageplaatsen kan een belemmerende invloed hebben op de onderwijsloopbaan en de aansluiting op de arbeidsmarkt. Van de verschillende segmenten is het tekort aan stageplaatsen het grootst in de zorg (VNG, 2021). Voor de komende periode ziet het SCP een risico op intergenerationele uitkeringsafhankelijkheid en armoede, mede ingegeven door de effecten van thuisonderwijs op leerachterstanden in kwetsbare groepen (SCP, 2021).
Het SCP constateert dat, ondanks sterke vermindering in mogelijkheden om elkaar te ontmoeten, mensen eind 2020 slechts een fractie minder tevreden waren over sociale contacten dan in eerder jaren. Ouderen en laagopgeleiden gebruiken digitale hulpmiddelen minder dan (jong)volwassenen en hoogopgeleiden (SCP, 2021). Uit de cijfers van de Politie over spanningen in de wijk, sociale veiligheid en vermogensdelicten blijkt dat het aantal burenruzies is gestegen. Ook het aantal meldingen van overlast door alcohol of drugs is gestegen (VNG, 2021). De verandering in eenzaamheid is volgens het SCP beperkt, afgezien van een algehele lichte toename van emotionele eenzaamheid. Het RIVM constateert in haar onderzoek dat onder jeugdigen tussen de 16 en 24 jaar de psychische gezondheid in de loop van 2020 sterk afnam en dat aandeel dat zich (enigszins tot sterk) eenzaam voelt is gestegen van 54% in juli 2020 tot een piek van ruim 80% in maart 2021 (RIVM, 2021). Als het gaat om eenzaamheid ziet het SCP voor de korte termijn vooral heil in het op peil houden of intensiveren van bestaande contacten. Op langere termijn zijn er waarschijnlijk weer meer mogelijkheden voor fysiek contact, waarbij proactieve benadering en hulpverlening, bijvoorbeeld via wijkteams, het meest succesvol lijkt (SCP, 2021). Het aantal vrijwilligers is in coronatijd gedaald en vrijwilligers besteden beduidend minder tijd aan vrijwilligerswerk. Mantelzorg is niet afgenomen, met uitzondering van mantelzorg aan mensen in een instelling (SCP, 2021).
Het SCP ziet voor de komende periode specifiek uitdagingen voor het sociaal domein. Een kwart van de Wmo-cliënten gaf in oktober 2020 aan dat zij negatieve effecten op hun zorg of ondersteuning ervoeren en de helft van de ambtenaren in het sociaal domein gaf aan dat de coronacrisis (grote) negatieve gevolgen had voor de zorg aan inwoners in hun gemeente (Nannes & Kanne, 2020). Een specifieke zorg is dat een deel van de doelgroep van het sociaal domein door corona buiten beeld is geraakt (‘onzichtbare vraag’), waardoor proactieve benadering vanuit gemeenten nodig zal zijn. De verwachting is dat het beroep op het sociaal domein zal toenemen, door onder meer een stijging van de werkloosheid. Zo was in 2020 al een toename zichtbaar van het aantal mensen met een bijstandsuitkering, vooral onder jongvolwassenen. Een belangrijke vraag is of gemeenten een groter beroep op het sociaal domein aan zullen kunnen. Ook ziet het SCP een groot belang van het herstel van participatie ná de coronacrisis en ziet daarbij een rol weggelegd voor het sociaal domein. Het gaat daarbij om participatie in brede zin, dus niet alleen betaald werk, maar ook vrijwilligerswerk, mantelzorg en cursussen dragen bij aan participatie en kunnen sociale uitsluiting voorkomen (SCP, 2021).
Het politiek vertrouwen van de Nederlanders is gedurende de coronacrisis hoog gebleven, hoewel het draagvlak voor de koers en aanpak minder is geworden. Veel mensen geven prioriteit aan het beschermen van de volksgezondheid en zijn daarom voor meer maatregelen en het goed handhaven daarvan. Het SCP ziet een toegenomen wrijving tussen jong en oud; waar ouderen grotere gezondheidsrisico’s lopen, worden jongeren op andere manieren getroffen door de crisis. Inclusieve communicatie is nodig om stigmatisering, uitsluiting en discriminatie te beperken (SCP, 2021). Als het gaat om nalevingsgedrag, houdt een ruime meerderheid van de Nederlanders zich aan de gedragscodes. Het lukt ouderen iets beter dan jongeren om voldoende afstand te houden. Bij het thuisblijven bij verkoudheidsklachten is het echter andersom. Hoewel de meerderheid aangeeft zich aan de gedragsregels te houden, blijkt dit in de praktijk toch lastig te zijn. In totaal zijn er 34.390 waarschuwingen gegeven tussen maart en december 2020, waarvan 70% aan jongeren onder de 22 jaar. De meeste uitgeschreven bekeuringen betreffen het niet dragen van een mondkapje in het openbaar vervoer (VNG, 2021).
Uit bovengenoemde conclusies uit eerder onderzoek naar de maatschappelijke impact van corona blijkt dat de impact van een crisis zoals deze niet alle mensen even hard raakt; sommige groepen mensen zijn of worden kwetsbaarder dan andere. Veerkracht, weerbaarheid, zelfredzaamheid en toegang en bereidheid tot het aannemen van hulp spelen hier een belangrijke rol. De Tijdelijke Werkgroep Sociale Impact van de Coronacrisis heeft zich in haar analyse vooral gericht op het verzachten van de impact op kwetsbare burgers en versterking van de sociale stabiliteit en veerkracht in gemeenten. In hun analyse wordt onderscheid gemaakt tussen reeds kwetsbare en nieuwe kwetsbare groepen: “Al kwetsbare groepen worden het hardst geraakt en nieuwe kwetsbare groepen ontstaan” (Werkgroep Sociale Impact van de Coronacrisis, 2020).
Bestaande kwetsbare groepen die worden onderstreept door de werkgroep zijn ouderen, laaggeletterden, dak- en thuislozen, mensen met een migratie-achtergrond, arbeidsbeperking en/of GGZ-problematiek en gezinnen waarin sprake is van gestapelde problemen. De werkgroep constateert verder dat de crisis een grote groep nieuwe kwetsbaren met financiële problemen creëert, hetgeen veel Nederlandse huishoudens raakt. Het gaat dan om jongeren, zelfstandigen, arbeidsmigranten en flexwerkers die in hun bestaanszekerheid worden geraakt. Zorg hierbij is dat financiële problemen aan de basis kunnen staan van andere vormen van problematiek, zoals stress, schulden, eenzaamheid, huiselijk geweld, dakloosheid of leerachterstanden. De werkgroep ziet een risico in stapeling van kwetsbaarheden indien niet vroegtijdig hulp wordt geboden (Werkgroep Sociale Impact van de Coronacrisis, 2020). Ook het SCP constateert in haar analyse dat er specifieke aandacht moet zijn voor (extra) kwetsbare groepen. In het bijzonder benadrukt het SCP dat een verscherping van economische ongelijkheden en ongelijkheden op het gebied van de lichamelijke en psychische gezondheid doorwerkt in de kansen die mensen in de toekomst hebben. Beleidsmakers zouden moeten trachten de kansen voor getroffen groepen te repareren, bijvoorbeeld in de vorm van opleiding, kansen op de arbeidsmarkt, toegang tot gezondheidszorg, sociale zekerheid en een sociaal domein dat ondersteuning biedt die nodig is om mee te doen, ongeacht eventuele beperkingen (SCP, 2021).
De Werkgroep Sociale Impact van het Coronavirus constateerde in haar analyse dat er in Nederland sprake is van concentratie in bepaalde wijken van mensen die hulp en ondersteuning nodig hebben, een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben en/of kampen met psychische problematiek. Corona zorgt in dergelijke wijken voor een versterking van de uitdagingen op het gebied van onderwijs, criminaliteit, veiligheid, gezondheid en armoede. Ook worden risico’s gezien van een bredere maatschappelijke impact, zoals versterking van de eigen groepsnormen en afkeer van de rest van de samenleving (Werkgroep Sociale Impact van de Coronacrisis, 2021). In juni 2020 deden de burgemeesters van 15 Nederlandse gemeenten, via een manifest ‘Kom op voor de meest kwetsbare gebieden’, een dringende oproep aan de rijksoverheid om in actie te komen voor kwetsbare wijken en daarmee te voorkomen dat de tweedeling in de Nederlandse samenleving groter wordt. In april 2021 deden vertegenwoordigers vanuit de zorg een oproep aan het Ministerie van VWS om vaccinatiecampagnes op te starten gericht op mensen in achterstandswijken. Er zijn zorgen over de opkomst in deze wijken, in verband met gebrekkige en eenzijdige informatievoorziening. Daarbij komt dat het besmettingsrisico in dit soort wijken ook nog eens aanzienlijk hoger is dan gemiddeld. In mei 2021 deed de eerdergenoemde groep van 15 burgemeesters, samen met een aantal organisaties op het gebied van wonen, werken en onderwijs een oproep, aan onderhandelaars voor een nieuw kabinet, om te komen met een structurele aanpak om mensen in kwetsbare stadswijken gelijke kansen te bieden.
Naast de negatieve impact die corona heeft op veel groepen mensen zijn er ook lichtpuntjes. Zo constateert het SCP dat er ook groepen mensen zijn die door corona meer ruimte zien voor rust en bezinning en dat er minder sprake is van ‘fear of missing out’. Ook zagen we meer saamhorigheid, besef van collectief belang en mooie, nieuwe initiatieven om anderen te helpen. (SCP, 2021). Tot slot heeft corona ook noodgedwongen tot veel innovatie geleid, bijvoorbeeld als het gaat om coronaproof ondernemen en werken op afstand.
Maatschappelijke impact corona in Zeeland
Net als de rest van Nederland is Zeeland geraakt door de coronacrisis. RIVM-cijfers over besmettingen, ziekenhuisopnamen en sterfte zijn weliswaar lager dan in andere, grotere regio’s, maar volgden de landelijke trend. Zeeland is de provincie met de hoogste grijze druk van heel Nederland en heeft hierdoor te maken met een relatief grote kwetsbare groep ouderen als het gaat om besmettingsgevaar en direct gezondheidsrisico. Bovendien is in Zeeland de ziekenhuiscapaciteit beperkt. De grenzen zijn snel bereikt. Dat gold voor de eerste en de tweede golf en zeker ook voor de derde golf, waarin relatief meer patiënten op de IC belanden. In de Zeeuwse ziekenhuizen lagen ook patiënten uit andere delen van het land die kampten met ondercapaciteit. Tegelijkertijd werden ook veel Zeeuwse patiënten naar andere ziekenhuizen in de regio Zuidwest overgeplaatst. Volgens het CBS zijn in 2020 in Zeeland 110 meer mensen overleden dan verwacht. Daarmee was de ‘oversterfte’ (2,7 %) in dat jaar relatief lager dan het landelijk gemiddelde (9,9%). Alleen in Friesland (1,1 %) en Groningen (0,4%) was dat lager (CBS, 2021). Naast het besmettingsgevaar zijn er in alle lagen van de bevolking ook andere effecten geweest op de volksgezondheid, zoals uitstel van reguliere zorg, minder beweging, eenzaamheid en psychische klachten.
De economische impact van corona in Zeeland is groot. In 2020 is de economie landelijk met 3,8% gekrompen. Voor Zeeland lag die krimp, met 3% iets lager. De economische impact is in sommige sectoren groter dan in andere. Door de coronamaatregelen zijn in Zeeland vooral de uitzendbranche en de sector cultuur, sport en recreatie hard geraakt. Veel bedrijven en ondernemingen zijn in een korte tijd afhankelijk geworden van steunmaatregelen door de overheid. Tot en met februari 2021 maakte ruim 11,5 duizend bedrijven, bijna een derde van alle ondernemingen, in de Provincie Zeeland gebruik van een of meer steunmaatregelen. In de gemeenten Vlissingen en Sluis deden relatief (ten opzichte van alle bedrijven) de meeste bedrijven een beroep op steunmaatregelen, in de gemeenten Borsele, Reimerswaal, Tholen en Kapelle het minst. Binnen de horecasector werd het meeste beroep gedaan op steunmaatregelen; ruim driekwart van alle Zeeuwse horecaondernemingen heeft steun aangevraagd; alleen in de provincie Limburg was dat percentage hoger (CBS, 2021). Mede door de steunmaatregelen van de overheid was de afname van de werkgelegenheid in Zeeland in 2020 beperkt. Bij uitzendbureaus verdwenen verreweg de meeste banen (UWV, 2021).
De maatschappelijke impact van corona gaat verder dan alleen de volksgezondheid en de economie. De coronamaatregelen zijn dermate ingrijpend voor de samenleving dat het leven van veel mensen ook op andere manieren wordt beïnvloed door de ‘anderhalve meter samenleving’. Denk hierbij aan onderwijs op afstand, thuiswerken en veel minder fysieke sociale contacten in het algemeen. In het vorige hoofdstuk zijn de resultaten beschreven van landelijke onderzoeken naar de maatschappelijke impact van corona. In de eerste fase van het onderzoek naar de impact van corona in Zeeland is een brainstormsessie gehouden met professionals uit beleid en praktijk over de maatschappelijke impact van corona in Zeeland, kwetsbare groepen en wat Zeeland onderscheidend maakt. Op die laatste vraag kwamen in deze eerste sessie al interessante aspecten naar boven:
- Zeeland is een regio van rust en ruimte; ondanks de beperkingen van de coronamaatregelen is het gevoel van vrijheid nog binnen handbereik;
- Zeeland heeft als dunbevolkte regio niet te maken met ‘grote-stad-problematiek’;
- De lijntjes in Zeeland zijn kort;
- ‘Ons kent ons’ maakt buurten, wijken en hiermee ook de regio veerkrachtig;
- Zeeuwen hangen hun vuile was niet graag buiten, waardoor hulpvragen uitblijven en eventuele problemen zich ongemerkt kunnen opstapelen;
- De (digitale) bereikbaarheid in Zeeland is nog niet overal even goed.
Voorliggende rapportage geeft een gedeeltelijke invulling van een antwoord op de vraag naar de maatschappelijke impact van corona in Zeeland, namelijk de impact op kwetsbare groepen. In de volgende hoofdstukken wordt ingegaan op de problematiek en dynamiek die speelt rondom bestaande en nieuwe kwetsbare groepen in Zeeland. Door middel van diepte-interviews met professionals die actief zijn in Zeeland (‘vertellen’) en cijfers over de aard en omvang van kwetsbare groepen (‘tellen’) biedt deze ‘Zeeuwse analyse’ handvatten voor beleidsmakers en maatschappelijke organisaties voor een nadere invulling van een maatschappelijke routekaart om als regio zo goed mogelijk uit deze crisis te komen. In het volgende hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op bestaande en nieuwe kwetsbare groepen ten aanzien van de impact van corona. Steeds wordt eerst ingegaan op de verhalen uit de praktijk, gevolgd door een overzicht van wat we kunnen leren uit bestaande cijfers.
Bestaande kwetsbare groepen
Een deel van de mentaal kwetsbaren in de Zeeuwse samenleving woont zelfstandig en ontvangt begeleiding aan huis. Een ander deel woont intern, in maatschappelijke opvang of bijvoorbeeld in een woongroep. Voor deze groep Zeeuwen heeft de pandemie impact gehad, veel onzekerheid over het virus leidde tot groei van angsten en stress. Anoushka Koppelaar, klantmanager re-integratie bij Orionis Walcheren, ziet dat lichte psychische problematiek flink is toegenomen. Ze begeleidt volwassenen van alle leeftijden terug naar werk. Veel van hen kampen met psychische klachten. “In de beginfase was er de angst om ziek te worden, nu is er vooral een wens naar perspectief”, legt Anoushka uit. De angst en stress onder haar cliënten draaien op dit moment om de toekomst. Al ziet ze ook cliënten die de verminderde druk om te presteren, omdat de wereld even stil lag, als prettig hebben ervaren.
Roderik Bin, regiomanager Leger des Heils, herkent die rust. De organisatie huist in beschermde woonvormen mensen met psychiatrische problematiek en een (licht-) verstandelijke beperking. De sociale netwerken van de bewoners waren al erg klein. “Toen er weer bezoek was toegestaan, had dat eigenlijk weinig effect op de voorzieningen. Er kwam [daarna] amper [weer] bezoek.” Die kleine netwerken werden tijdens de coronacrisis ook extra zichtbaar bij mensen die het Leger des Heils thuis begeleidt. Eenzaamheid en sociaal isolement zijn een groot probleem voor deze doelgroep. Waar ze voorheen nog laagdrempelig contact hadden op openbare plekken, zijn ook die kansen verdwenen. “Wij hebben eenzaamheid, die al bestond, zeker zien toenemen”, vertelt Roderik. Een ander effect dat hij herkent is een toenemende overlast in buurten sinds de lockdowns. Ook daar hebben mentaal kwetsbaren een rol. “Het feit dat mensen meer thuis zijn leidt ertoe dat spanningen tussen buren toenemen. Dat kan allerlei oorzaken hebben, maar mogelijk komt dat door corona.” Om de overlast aan te pakken wordt de samenwerking tussen woningbouwcorporaties en maatschappelijke organisaties gezocht.
In gesprek met Cora Ruissen, procesbegeleider psychosociale hulpverlening bij GGD Zeeland, wordt duidelijk dat er sinds het begin van de pandemie aandacht is geweest voor de mentale gevolgen van de crisis. GGD Zeeland heeft, naast de infectiebestrijding en -monitoring, ook als wettelijke taak organisaties te ondersteunen en informeren over psychosociale gevolgen bij een ramp. “Het aantal meldingen voor bemoeizorg viel helemaal stil vanaf het begin van de crisis. Dat was een landelijk beeld”, vertelt Cora. De samenwerking op dit soort crises was erop ingericht mensen op te vangen, maar het bleef stil. Begeleiders en hulpverleners van organisaties gingen niet meer op huisbezoek, waardoor signalen minder zichtbaar waren. Meldingen tijdens de eerste lockdown kwamen vooral door de politie of door cliënten zelf. “Er heerste in de maatschappij algehele nervositeit. Heel begrijpelijk”, vindt Cora. Vanuit GGD Zeeland is na een paar weken het signaal afgegeven richting organisaties dat zorg en begeleiding doorgang moesten blijven vinden. Na een korte omschakeling kwamen beeldbellen en bijvoorbeeld wandelen met cliënten op gang. Een belangrijke les uit die eerste fase is dat het wegvallen van contact met hulpverleners funest is voor de zichtbaarheid van kwetsbare groepen.
Cora ziet veel initiatief om maatschappelijke begeleiding of zorg op alternatieve manieren uit te voeren. Inmiddels is daar veel ervaring in opgedaan. Een combinatie in begeleiding op afstand en huisbezoeken of ontmoeting op locatie zal in veel gevallen voor veel organisaties blijven. Het brengt namelijk ook efficiëntie en spontaniteit met zich mee.
Voor welzijnswerk zijn gezamenlijke activiteiten de sleutel tot begeleiding van hun cliënten. “Het wegvallen van die mogelijkheid door corona, heeft geleid tot een verminderd zicht op de mentaal kwetsbaren”, vertelt Mariska Sijs-Bentschap Knook van Hulst voor Elkaar. In haar werk voor de uitbraak coördineerde ze innovatieve projecten om het welzijn van inwoners van Hulst te vergroten. Tijdens de crisis deed de organisatie dat op afstand, vooral digitaal. Door de stop op activiteiten is het zicht weggevallen op wat er echt speelt binnen de doelgroepen. Komende tijd zal erop ingezet moeten worden om die contacten te herstellen.
Vanuit de psychische hulpverlening van Emergis herkent ook Els de Blok, manager Oosterschelderegio, dat lichte problematiek is uitgegroeid tot zwaardere problematiek. De meldingen voor het crisisteam kende tijdens de lockdowns de gebruikelijke pieken en dalen. Net zoals de jaren ervoor. Een direct verband door corona ziet Els niet op het gebied van crisismeldingen. In de eerste fase van corona, vanaf maart 2020, werden de planbare behandelingen op de poliklinieken stopgezet. “Voor de zorgcontinuïteit had dat wel effect”, reflecteert Els, “het is van belang dat cliënten regelmatig gezien worden. Ook om medicijnen af te stemmen”. Behandelingen op de poliklinieken werden opnieuw opgepakt, met veel aandacht voor de maatregelen. Bijvoorbeeld door het gebruik van spatschermen, mondkapjes en looproutes.
Voor de ambulante psychische hulpverlening werd beeldbellen toegepast. Een flinke omschakeling, want niet alle cliënten hadden beschikking over een goed apparaat of stabiele internetverbinding. Ook het thuisonderwijs van kinderen was voor veel cliënten zwaar: “Probeer [je] maar eens te concentreren op een moeilijk gesprek met krijsende kinderen op de achtergrond.” Hoewel er veel gesproken wordt over de successen van digitale hulpverlening, ziet Els vooral hoe belangrijk het is dat de omstandigheden dan optimaal zijn. Bovendien is ook niet elk onderwerp in de behandeling geschikt om op afstand te doen. Wanneer er kans is op agressie tijdens of na de behandeling van de cliënt, is het van belang dat er adequate begeleiding of zelfs beveiliging aanwezig is. Inmiddels hebben hulpverleners en therapeuten veel ervaring opgedaan met behandelen op afstand. Toch blijft het zoeken naar de juiste balans, zegt Els: “We evalueren continu de behandelingen. Hulpverleners en therapeuten maken de afweging welke gesprekken wel geschikt zijn om digitaal af te nemen en welke op locatie moeten plaatsvinden.”
Cliënten in psychische behandeling waarderen het nu steeds meer dat gesprekken weer op de locaties van Emergis plaatsvinden. “Het is voor deze mensen ook goed om uit hun thuissituatie te komen. Ze zijn er dan even tussenuit, horen we vaak.” Het normaliseren van uit huis komen kan voor cliënten ook onderdeel zijn van het behandelingstraject.
Els ziet, nu de samenleving steeds meer opent, een piek in aanmeldingen voor psychische hulp. Ze is voorzichtig om direct het verband te leggen met corona en de effecten van de lockdowns. “Daar wordt nu heel erg de aandacht op gevestigd. Maar we nemen het effect van corona wel mee in de evaluatie van de behandelingen.” Hoewel Els ziet dat het sociaal isolement wel kans biedt voor psychische problematiek om te groeien, is het voor het trekken van conclusies nog te vroeg.
Wat zeggen de cijfers?
Het Landelijk Operatieteam Corona (LOT-C) heeft gedurende de coronatijd een cijfermatig overzicht bijgehouden van (mentaal) kwetsbare groepen. Het gaat hier om registraties van instanties op het gebied van huiselijk geweld, psychische/sociale kwetsbaarheid met kans op ontregeling en om mensen met ernstiage psychische/sociale kwetsbaarheid zonder zorg en/of zonder dak/thuis. Het overall beeld duidt op algehele stabilisatie van de cijfers begin dit jaar, met cijfers die vergelijkbaar zijn met die van vóór de coronacrisis. Een uitzondering betreft het aantal meldingen bij 113 (zelfmoordpreventie), dat structureel aanzienlijk hoger ligt dan vóór de coronacrisis. Ook het aantal Politie-registraties van overlast van personen met verward gedrag is toegenomen, maar die stijging was al vóór corona ingezet.
Vektis monitort de wachttijden in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Deze wachttijden vertonen al jaren een stijgende trend, die in 2020 is doorgezet. Vektis rapporteert, in een regionale ‘hot spot’, ook actuele wachttijden per regio per patiëntgroep (Vektis, 2021).
Voor de groep dak- en thuislozen is sinds uitbraak van corona in Nederland veel aandacht geweest. Het devies ‘blijf zo veel mogelijk thuis’ leidde al snel tot de vraag ‘Maar wat nou als je geen thuis hebt?’. Die kritische vraag over een basisvoorziening leidde tot het beschikbaar stellen van budgetten voor tijdelijke huisvesting van dak- en thuislozen. Volgens Roderik Bin, regiomanager Leger des Heils, is dat voor maatschappelijke opvang een mooie kans geweest. Met de budgetten kwam er ruimte om ontwikkelingen in de opvang een extra boost te geven. In Zeeland werden dak- en thuislozen in leegstaande hotels en accommodaties gehuisvest. Waar voorheen voor nachtopvang ‘vol = vol’ gold of sprake was van een roulatiesysteem, was er nu slaapplek voor iedereen. De groep was erg blij en dankbaar met het tijdelijk verblijf. In de ambulante begeleiding werd zichtbaar dat de groep zelfredzaam waren en geen overlast veroorzaakten. “Over de hele linie kunnen we spreken van een succes. Het biedt nieuwe inzichten voor de toekomst van maatschappelijke opvang”, vertelt Roderik. Met deze informatie kan er een stap gemaakt worden in de ambulantisering van zorg voor dak- en thuislozen. Leger des Heils werkte al langer met de theorie ‘housing first’ waarbij een organisatie zich eerst richt op het voorzien in huisvesting alvorens men andere problematiek aanpakt. Wanneer er rust is in de basisbehoeften, is er pas ruimte om te werken aan andere problemen. De creatieve oplossing van verblijf in Zeeuwse horeca tijdens de coronapandemie toont aan dat het kan.
De uitbraak van corona was ook een kans om te bekijken wat er gebeurt als er een inloopvoorziening wordt gesloten. Bij een dergelijke voorziening kunnen dak- en thuislozen spontaan langskomen en zijn begeleiders aanwezig voor laagdrempelige hulp. Leger des Heils onderzocht samen met gemeente Goes welke onderdelen van de inloopvoorziening het meest gemist werden tijdens de sluiting. Het bleek te gaan om sociaal contact, de warme maaltijden en praktische ondersteuning. “Van het gemis van de maaltijden stonden we te kijken. We hadden niet in beeld dat mensen daar zo afhankelijk van waren”, vertelt Roderik. De praktische ondersteuning betrof het regelen van administratieve zaken of inloggen met DigiD. Volgens Roderik geeft dat aanleiding om verder te denken waar op ingezet moet worden. “Gezonde voeding, sociale netwerken en die vraagbaakvoorziening. Daarmee tackel je kleine problemen die potentie hebben om groot te worden.” Toen de inloopvoorzieningen in de zomer 2020 weer de deuren konden openen, werd het drukker. Roderik is voorzichtig om het verband met corona te zien: “Dit soort golfbewegingen zien we elk jaar.”
Volgens Roderik maakte de coronacrisis duidelijk dat de zelfredzaamheid van dak- en thuislozen soms hoger is dan je zou verwachten. De basisvoorziening van huisvesting in een veilige omgeving is essentieel voor het re-integreren in de samenleving. Wanneer maatschappelijke opvang het pad van ambulantisering inslaat, is het van belang dat er bij alle betrokkenen (gemeente of welzijns- of maatschappelijke organisaties) kennis is van kwetsbare personen in de wijk.
Of dak- en thuislozen op de lange termijn mentaal geraakt worden door corona, vraagt Roderik zich sterk af. De groep heeft het in zijn ogen relatief goed gehad tijdens de lockdowns. “Het is misschien psychologie van de koude grond, maar de schade bij de brede populatie met sociaal leven, bijvoorbeeld jongeren, lijkt mij groter.”
Wat zeggen de cijfers?
Er zijn geen exacte cijfers over het aantal dak- en thuislozen. Volgens de meest recente cijfers van het CBS is landelijk het aantal dak- en thuislozen, na een jarenlange stijging, in de periode 2018-2019 voor het eerst gedaald tot een niveau van ruim 36 000 op 1 januari 2020 (CBS, 2021). Uit een landelijke uitvraag door Valente, onder leden, blijkt dat er in 2020 meer beroep werd gedaan op opvang. Organisaties voor beschermd wonen en opvang geven bovendien aan dat cliënten onrust en stress ervaren door de coronamaatregelen. Er is sprake van onzekerheid bij bewoners, ze zijn geprikkeld en sneller geïrriteerd. Ook hebben cliënten last van eenzaamheid en raken sommigen meer verward of gebruiken meer middelen. Het hogere ziekteverzuim onder medewerkers brengt mee dat voor cliënten vertrouwde gezichten minder aanwezig zijn, en áls ze er zijn, zitten ze verscholen achter een mondkapje. Tot slot constateert Valente in de uitvraag onder leden dat de coronacrisis ertoe heeft geleid dat er nauwelijks meer uitstroom was uit de opvang (Valente, 2021).
Binnen de bestaande kwetsbare gezinnen is er vaak sprake van zogenaamde multiproblematiek. Ouders hebben een laag inkomen of leven in de bijstand, lijden aan een chronische aandoening of beperking en kinderen hebben leer- en/of gedragsproblematiek. Joost Hopmans, projectcoördinator Goes Bezig, geeft aan dat welzijnsorganisaties die gezinnen begeleiden naar een leven zonder problemen dat doen door middel van kleine stappen. Richting werk bijvoorbeeld, of via andere vormen van participatie. Door corona zijn die activiteiten nu stil komen te liggen. De gezinsleden waren sterk op elkaar aangewezen. Voor sommigen werkte dat goed, bij anderen liepen de spanningen hoog op. Het thuisonderwijs drukte zwaar op deze ouders; het niveau van rekenen in groep 7 ligt best hoog en de laatste keer dat ze zich over zo’n rekensom bogen was meestal vele jaren geleden. Naast een hoge lat op cognitief niveau, verwachtten we van ouders ook veel op het gebied van pedagogiek. In gezinnen met twee ouders konden de taken soms verdeeld worden, voor alleenstaande ouders kwam de last volledig op één set schouders te liggen. Met een klein sociaal netwerk, was de hulp van buiten het gezin beperkt. Vooral in een tijd waarin gold ‘vermijd contact, blijf zo veel mogelijk thuis’.
In gezinnen waar kinderen te maken hebben met gedragsproblematiek kon het thuisblijven leiden tot problemen. Ook binnen pleeggezinnen speelden gedragsproblematiek in combinatie met het thuisblijven op. Mariska Luiten, manager ambulant behandelingen en pleegzorg bij Juvent, vertelt over de impact van corona op de gezinnen met pleegzorg. De tijdelijke stop op hulp van buitenaf en de stop of aanpassing van bezoekregelingen met ouders creëerden veel onrust. “Voor pleegouders was er geen sprake van adempauze in de weekenden bijvoorbeeld”, legt Mariska Luiten uit. Dat heeft in een paar gevallen geleid tot escalatie, waarin soms besloten wordt om pleegzorg tijdelijk of definitief stop te zetten. Dat is zorgelijk, vind Mariska. “We zien minder interesse voor pleegzorg. Waarschijnlijk vanwege het gebrek aan informatiemomenten door de coronamaatregelen. Er zijn minder aanmeldingen dus het tekort groeit.”
Een andere zorg is de tijdelijke afschaling van pedagogische hulpverlening in de eerste maanden van de pandemie. Eerst was er een stop op huisbezoeken en later werd gezocht naar andere werkwijzen, dat heeft geleid tot achterstanden in de hulpverleningstrajecten. Omdat een tijd lang de gesprekken tussen ouder(s) en hulpverlening vooral op afstand plaatsvonden, konden de gesprekken niet altijd de diepte in. Via beeldbellen is het lastig om tot de kern te komen. Nu wordt binnen Juvent steeds vaker de afweging gemaakt of gesprekken op afstand of persoonlijk plaats vinden. De achterstanden zijn naar schatting in veel gevallen een maand of vier. Extra tijd waar de budgetten niet toereikend voor zijn.
“Het sluiten van de scholen was voor kinderen in kwetsbare gezinnen funest”, vertelt Mariska. Juvent organiseerde daarom in de eerste fase noodopvang voor kinderen uit gezinnen met multiproblematiek. Vanwege de leer- of gedragsproblemen van de kinderen of vanwege de thuissituatie was al vanaf het begin duidelijk dat de kinderen elders opgevangen moesten worden. Later namen de scholen die taak weer op zich toen ze werden gewezen op hun opvangplicht.
Het crisisteam van Juvent is altijd actief geweest tijdens de lockdowns. In 2020 was er geen significante toename van het aantal crisismeldingen. Eind 2020 en in het voorjaar van 2021 waren er duidelijk stijgingen in de meldingen. Mariska benadrukt dat er bij de crisissen altijd pieken en dalen zijn en is dus voorzichtig met het leggen van een verband met corona. Waar pleeggezinnen een tijd lang problemen zelf probeerden op te lossen, was de rek er na een aantal maanden uit. Dat leidde tot escalaties. De complexiteit van de problemen is bovendien toegenomen, waarschijnlijk door het uitstellen van de hulpvraag. Mariska ziet dat de problemen hardnekkiger en langduriger zijn dan voorheen.
Hoe gezinnen de lockdowns beleefden is ook erg verschillend, volgens Mariska. Voor sommigen bracht de stop op de bezoekregeling rust en meer structuur, waar voor anderen het wegblijven van pedagogische ondersteuning juist extra druk gaf. Hulpverleners bij Juvent merkten op dat door het isolement tijdens de lockdowns duidelijker werd waar de veerkracht of kwetsbaarheden binnen de gezinnen precies lagen. Hoe functioneert een gezin als het zwaar onder druk komt te staan? Dan wordt zichtbaar hoe schraal het netwerk is, maar ook hoe creatief mensen worden in het oplossen van problemen.
Roderik Bin, regiomanager Leger Des Heils, geeft aan dat er natuurlijk ook kwetsbare gezinnen zijn geweest die het uitblijven van maatschappelijke hulp als positief hebben ervaren. Minder prikkels van buitenaf gaf ook rust en bood ruimte om het met elkaar leuk te hebben. De kakofonie aan hulpverlening stond even uit. “Neemt niet weg”, benadrukt hij, “dat over de hele linie kwetsbare gezinnen zwaar getroffen zijn”. De zorg vanuit Leger des Heils ligt met name bij de jongeren en kinderen met een zwakke thuissituatie, waar school als veilige haven tijdelijk is weggevallen. Roderik vertelt dat het houvast van een leerkracht voor deze kinderen erg belangrijk is. Een jaar lang hebben de kinderen af en aan minder sociale vaardigheden kunnen ontwikkelen. De ondersteuning vanuit ouders was in de kwetsbare gezinnen te beperkt. Daarnaast speelt voor Zeeland specifiek de onrust binnen de jeugdbescherming. Dat zorgt bij de kwetsbare gezinnen ook voor stress.
Joost Hopmans (Goes Bezig) legt uit dat er bij de ouders angst is (geweest) voor corona. Het project van SMWO richt zich op gezinnen in bijzonder kwetsbare posities en organiseert activiteiten die het hele gezin activeren. Een groot deel van de doelgroep is alleenstaande moeder, vaak met gezondheidsproblemen en met een of meer kinderen, vaak op speciaal onderwijs. Hij denkt dat de voorzichtigheid in de kwetsbare gezinnen groter is dan bij de gemiddelde persoon. “Hoewel in de media zichtbaar is dat mensen met een lager inkomen of opleidingsniveau weerstand bieden [tegen de coronamaatregelen], zien wij dat beeld niet.” Er is vaak een gebrek aan sociaal netwerk waarop de ouder(s) terug kunnen vallen. Dit zijn wel gezinnen waar we ons veel zorgen over maken”, vertelt Joost. Hij ziet dat de kleinschalige activiteiten die nu weer langzaam plaatsvinden, de gezinnen al direct veel goed doen. Joost pleit er dan ook voor dat welzijnsorganisaties, zodra het enigszins kan, hun oude werkzaamheden herpakken. Dat is de manier om problemen tijdig te herkennen en ze aan te pakken.
Aan de andere kant is de veerkracht ook erg groot, vindt Joost. Voor veel van deze gezinnen is corona simpelweg ‘nog een probleem op de stapel problemen’. “Daar moet ook oog voor zijn”, benadrukt hij, “ze worden door veel organisaties nog bestempeld als asociaal of onwelwillend, terwijl er een heel verhaal achter zit.” Het vertrouwen van de ouders in de overheid en organisaties is minimaal vanwege hun ervaringen. “Ze wantrouwen tot het tegendeel bewezen is”, legt Joost hun perspectief uit. De communicatie vanuit de overheid, ook tijdens deze crisis, was volgens hem te ingewikkeld. Dat wekt geen vertrouwen. “En het zorgt er niet voor dat de drempel naar hulpverlening lager is geworden. Integendeel”.
Een groep die nog buiten beeld is voor SMWO zijn de gezinnen met migratieachtergrond en de gereformeerde gezinnen. De netwerken zijn sterk, de onderlinge hulp erg groot. De vraag binnen welzijns- of maatschappelijke werk is of ook die gezinnen de organisatie weten te vinden als dat nodig is.
Ook bij Veilig Thuis staan de kwetsbare gezinnen hoog op de agenda: “We maken ons zorgen om de gezinnen waarbij sprake is van huiselijk geweld en/of kindermishandeling en waarbij gezinnen, o.a. door de coronamaatregelen, ook gekenmerkt worden door multiproblematiek. Vivian van Bon is manager bij Veilig Thuis, het advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Bridget Luijten is werkzaam als beleidsmedewerker bij deze organisatie.
Iedereen kan bij Veilig Thuis terecht voor hulp, advies en/of informatie. Zowel slachtoffer, pleger, professional als mensen die gewoon bezorgd zijn. Veilig Thuis is er om onveilige situaties te doorbreken. Wanneer vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling worden bevestigd en bemoeienis wordt ingezet, worden veiligheidsplannen opgesteld. Veilig Thuis monitort de gezinnen gedurende anderhalf jaar om na te gaan of de eerder gestelde veiligheidsvoorwaarden nageleefd worden of moeten worden bijgesteld. Dit met als doel vervolgsituaties te voorkomen.
De meldingen en adviesvragen die bij Veilig Thuis binnenkomen, komen vanuit professionals en burgers. Sinds de uitbraak van corona ziet Veilig Thuis een verandering in de adviesvragen. Hierbij kwamen er in 2020 vaker adviesvragen vanuit burgers dan in de jaren ervoor. De maatregelen van het thuisblijven en de spanningen die binnen het gezin kunnen oplopen hebben hier mogelijk invloed op gehad. Daarbij werd er in de eerste lockdown regelmatig advies gevraagd in situaties van complexe echtscheidingen. De coronamaatregelen hebben daarbij in sommige gevallen invloed gehad op de bezoekregeling, waarbij deze in bepaalde situaties geen doorgang vond.
De verandering in adviesaanvragen maakt tegelijkertijd ook zichtbaar dat het belangrijk is en blijft dat mensen voorgelicht zijn over hoe ze Veilig Thuis kunnen bereiken en wat Veilig Thuis voor hen kan betekenen. Veilig Thuis heeft het zicht op veiligheid in de gezinnen die bij hun gemeld worden. Maar de organisatie heeft de signalen uit de samenleving nodig om een compleet beeld te krijgen en op tijd in te kunnen grijpen in samenwerking met directbetrokkenen en ketenpartners.
Psychologen en sociaal werkers hebben in 2020 minder vaak signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling gemeld bij Veilig Thuis dan in 2019. Beide zijn voorzichtig met het trekken van een causaal verband met corona. De tijdelijke stop op planbare zorg en huisbezoeken en later de digitale consulten van psychologen kunnen geleid hebben tot minder zicht op onveilige situaties en signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling.
Medische professionals zijn ten opzichte van andere beroepsgroepen wat vaker gaan melden in 2020 dan in het jaar ervoor. Vivian herkent dat de investering in de samenwerking met medische professionals de vruchten afwerpt. Komende tijd investeert de organisatie, zoals voorgaande jaren, nog verder in het informeren van professionals over huiselijk geweld en kindermishandeling alsmede de meldcode.
Verder valt bij Veilig Thuis op dat zowel de adviesvragen, als de meldingen en de lopende onderzoeken steeds complexer worden. De multiproblematiek neemt toe. Ook hier is het lastig een direct verband te leggen met corona. De problemen binnen de casussen bevinden zich in die gevallen op meerdere leefgebieden binnen een huishouden. Vivian merkt op dat het een andere inzet vraagt van haar team om op deze diversiteit in te spelen. “Als er stress is vanwege werk of inkomen, een gezin klein behuisd is en kinderen continu thuis zijn, dan is dat een combinatie waar escalaties mogelijk op kunnen treden.”, vertelt ze. Voor iedereen was het aanpassen om zo veel met elkaar thuis te zijn, maar bij sommige gezinnen heeft dit meer impact dan bij de anderen.
Korte lijnen in de communicatie met ketenpartners en verbinding met samenwerkingspartners zijn extra waardevol gebleken in tijden van corona. De samenwerking met zowel het sociaal domein alsmede het veiligheidsdomein wil Veilig Thuis zeker behouden als speerpunt voor de toekomst. “Zo kunnen we snel schakelen in de benodigde hulp voor gezinnen alsmede crisismomenten.” Voor het investeren in regionale verbinding zijn financiën nodig binnen organisaties. In het verder versterken van de samenwerking met ketenpartners binnen Zeeland ligt een mooie kans, volgens Vivian.
Wat zeggen de cijfers?
Het Nederlands Jeugdinstituut heeft een voorspellingsmodel ontwikkeld dat gemeenten helpt het verwachte jeugdzorggebruik in kaart te brengen en te bespreken met maatschappelijke partners. Daarbij heeft het NJi in kaart gebracht hoeveel gezinnen met multiproblematiek er zijn per gemeente en per jeugdhulpregio. Het gaat dan in het bijzonder om sociaaleconomische problemen in het gezin, om psychosociale problemen bij de ouders en om psychosociale problemen bij de kinderen. Zelf geeft het NJI bij deze cijfers, wel een disclaimer: in de praktijk zijn er wellicht meer gezinnen die te maken hebben met multiproblematiek. Het kan bijvoorbeeld zijn dat binnen een gezin iets als probleem geteld wordt, wat in werkelijkheid helemaal niet als iets problematisch ervaren wordt. Of dat er problemen spelen die niet in de gebruikte gegevens geregistreerd worden (NJI, 2020). In Zeeland lag het percentage gezinnen met multiproblematiek in 2017, met 1,1 % dichtbij het landelijk gemiddelde. Landelijk gezien vallen de regio’s Zuid-Limburg en Groningen hier in negatieve zin op. Binnen Zeeland zijn er nog wel verschillen; zo ligt het aandeel in de steden Goes (1,7%), Terneuzen (1,3%) en Vlissingen (1,3%) boven het landelijk gemiddelde, waar er volgens deze benadering in de gemeenten Veere en Noord-Beveland geen gezinnen met multiproblematiek waren. Deze cijfers over gezinnen met multiproblematiek dateren uit 2017 en daarmee hooguit bruikbaar als proxy voor de relatieve omvang van deze doelgroep in Zeeland. Het NJI denkt na over actualisatie van deze cijfers, maar ook dan zal het nog wel even duren voordat er cijfers beschikbaar zijn over de coronaperiode.
Een van de onderliggende indicaties van multiproblematiek in het gezin betreft het beroep op jeugdzorg. Landelijk ontving in 2020 1 op de 10 jongeren jeugdzorg. Het CBS (2021) constateerde in april dit jaar een daling in het aantal jongeren met jeugdzorg in 2020. Dit was de eerste daling sinds de decentralisatie van jeugdzorg in 2015. De grootste daling betrof het aantal jongeren met ambulante jeugdhulp. In 2020 zijn niet alleen minder trajecten gestart, maar zijn ook ruim 10 duizend jeugdzorgtrajecten minder afgesloten dan in 2019. De gemiddelde duur van een afgesloten traject was in 2020 413 dagen. In 2019 was dit nog 385 dagen. In Zeeland is het aandeel jongeren (0 tot 23 jaar) met jeugdzorg relatief hoog in Terneuzen (13,4%), in Goes (11,5%) en in Vlissingen (11,1%). In de gemeente Veere ligt het aandeel jongeren met jeugdzorg, met 7,2%, relatief laag.
Landelijk lag het aantal ontvangen meldingen van huiselijk geweld bij Veilig Thuis-organisaties in 2020 3% lager dan in 2019. Bij een melding geldt dat de verantwoordelijkheid voor het zicht op de veiligheid van de betrokkenen is overgedragen aan Veilig Thuis. Voor gestarte adviezen, waarbij de adviesvrager zelf verantwoordelijk blijft voor eventuele vervolgacties, geldt dat er sprake was van een toename tussen 2019 en 2020 van 13% meer adviezen. In Zeeland was de daling in het aantal meldingen (in totaal 1.785 in 2020) sterker (-13%) en de stijging in het aantal adviezen (in totaal 2.435 in 2020) relatief kleiner (+3%). Het aantal meldingen is vooral afgenomen in de gemeenten Noord-Beveland (-50%), Schouwen-Duiveland (-26%) en Hulst (-25%), terwijl in Middelburg en Borsele het aantal meldingen is gestegen. Het aantal gestarte adviezen in Zeeland is tussen 2019 en 2020 het sterkst toegenomen in de gemeenten Hulst (+44%), Vlissingen (+37%) en Reimerswaal (+35%). In Goes, Kapelle, Borsele en Tholen was in deze periode sprake van een daling van het aantal gestarte adviezen. (CBS, 2021).
De beperkte bewegingsvrijheid, sociale isolatie en financiële onzekerheid kunnen leiden tot oplopende spanningen in gezinssituaties en mogelijk de kans op huiselijk geweld vergroten. Tegelijkertijd zorgen de coronamaatregelen ervoor dat het contact tussen potentiële slachtoffers van huiselijk geweld en professionals beperkt wordt, waardoor professionals mogelijk minder zicht hebben op signalen van huiselijk geweld en worden vermoedens minder vaak gemeld. Het NSCR is een systematisch grootschalig onderzoek gestart, genaamd ‘Stay home, stay safe’ naar de effecten van de coronamaatregelen op (meldingen van) huiselijk geweld (NSCR, 2021).
Nieuwe kwetsbare groepen
Ad Vis, voorzitter in het college van Albero Scholengroep, vertelt wat hij gezien heeft in het basisonderwijs. “Het was een bizar jaar voor kinderen.” En daarmee doelt hij vooral op de sluiting van scholen. Dat heeft impact gehad. De omschakeling naar thuisonderwijs vroeg voor leerlingen, hun ouders en ook leerkrachten om extra inspanningen. Een eerste uitdaging was de beschikbaarheid van apparaten en internetverbindingen bij de kinderen thuis. In samenwerking met de energieleverancier Delta konden gezinnen zonder goede verbinding aangesloten worden, school stelde apparaten beschikbaar en leerkrachten hielpen leerlingen om goed in te loggen, dat gebeurde op afstand, maar soms ook bij kinderen thuis, via het raam. “Kinderen waren in die eerste periode ontspannen en vonden het vooral interessant, dat thuisblijven”, vertelt Ad.
Al snel werd duidelijk dat leerkrachten niet alles meekregen van de thuissituatie van hun leerlingen. Veel gezinnen stonden onder druk tijdens de lockdowns. “Een leerkracht vertelde me over een kind dat in de badkuip zat tijdens een online les. De deur van de badkamer kon tenminste op slot en zo had het kind rust en voelde zich veilig.” Ouders gaven in zulke gevallen soms zelf aan de situatie niet meer aan te kunnen. Er werd veel gevraagd van ouders tijdens het thuisonderwijs. Op pedagogisch vlak, het opvoeden gaat de hele dag door, en op cognitief vlak, de lesstof is niet altijd makkelijk en de kinderen motiveren alle schooltaken te doen valt niet mee. Tijdens de eerste lockdown was het ingewikkeld om hulpverleningsinstanties te betrekken. “Daar heb ik me aan gestoord”, zegt Ad. De landelijke richtlijnen lieten het niet altijd toe dat hulpverlening ter plaatse ging bij een melding. “Aan de ene kant begrijpelijk”, vindt Ad, “maar aan de andere kant kwam de veiligheid van kinderen in het gedrang.” Bij de kinderen met een onstabiele thuissituatie speelden er gevoelens van angst en stress. Van leerkrachten hoorde Ad regelmatig dat toen de kinderen weer naar school kwamen, ze met nieuwe verhalen kwamen die ze online niet durfden te vertellen. Ook omdat ouders soms mee zaten te luisteren op de achtergrond.
“Wat overheerst”, zegt Ad, “is dat toen bekend werd dat de scholen voor de tweede keer gingen sluiten, ik nog nooit zo veel huilende kinderen heb gezien. Het gemis van vriendjes en school kenden ze inmiddels en daar zagen ze zo tegen op.” Kinderen die tijdens de eerste schoolsluiting slechte ervaringen hadden gehad, vonden het nieuws van een tweede lockdown moeilijk. De noodopvang voor kinderen uit kwetsbare gezinnen werd breder opgepakt in de regio. Waar tijdens de eerste sluiting een tiende van de kinderen naar school kon, was er bij de tweede sluiting opvang voor ongeveer vier tiende van de kinderen. Dat verzoek voor noodopvang kwam van het kind zelf, soms vanuit ouder en soms vanuit de leerkracht. Naast de oplettendheid van de leerkracht, is ook de inzet van onderwijsassistenten erg belangrijk geweest om kinderen in beeld te houden. Zij hebben leerlingen ook na schooltijd regelmatig apart digitaal gesproken om een keer extra te praten, om het welbevinden van het kind in de gaten te houden.
Het onderwijs zelf was inmiddels goed voorbereid op de tweede sluiting. “Er lagen scenario’s en binnen een dag waren veel scholen overgeschakeld op digitaal onderwijs.” De inzet van digitale mogelijkheden door leerkrachten heeft in een jaar tijd een enorme ontwikkeling doorgemaakt. “Zo is er een leerkracht die er [eerst] niet zo veel van moest hebben, maar in de lockdown, mede door enthousiasme van een onderwijsassistent een eigen YouTube-kanaal is begonnen. Het mooie is dat ze daar na de lockdown mee door is gegaan’, vertelt Ad. “Die enorme stap in digitalisering willen we zeker vasthouden en meenemen in het onderwijs op school.”
Waar landelijk veel nadruk wordt gelegd op achterstanden die zijn opgelopen in het onderwijs, ziet Ad dat anders. “Wij zien vanuit onze gegevens dat die achterstanden er nauwelijks zijn. Op het cognitieve vlak heeft het online onderwijs zich dusdanig ontwikkeld dat er geen sprake is van ‘achterstand’.” Ad vindt dat het primair onderwijs af moet van het idee van achterstanden. De monitoring door CITO werkt volgens hem juist kansenongelijkheid in de hand. Kinderen kan je niet tegen het landelijk gemiddelde afzetten. In de toetsing door CITO wordt taal- en culturele achtergrond niet meegenomen en dat wordt een probleem. “Wij [bij Albero Scholengroep, red.] kijken nu naar de individuele groei van kinderen. Dan zie je dat kinderen die een bovengemiddelde groei doormaken nog steeds onder het landelijk gemiddelde van CITO scoren.” Die omslag gaat komende jaren wel gemaakt worden”, denkt Ad, “maar de discussie krijgt door corona wel een extra impuls.”
De leerlingen met sociaal-emotionele problemen door corona, vanwege de thuissituatie bijvoorbeeld, hebben wel last gehad van het thuisonderwijs. Dan ligt het probleem primair niet bij het thuisonderwijs zelf, maar bij de sociaal-emotionele omstandigheden. Natuurlijk zijn er ook kinderen die juist een enorme spurt hebben gemaakt. Dat zijn de situaties waarin ouders veel tijd hebben geïnvesteerd in het thuisonderwijs. Ad noemt voorbeelden van kinderen die zich tijdens de lockdowns helemaal op boeken hebben gestort en een sprong maken van een paar leesniveaus. Uit een kleine enquête die Albero Scholengroep heeft uitgezet na de tweede schoolsluiting, werd duidelijk dat ouders ‘mateloos veel respect’ hebben gekregen voor leerkrachten. “Dat is een mooie waardering voor onze collega’s.”
Volgens Ad hebben de sluitingen van scholen vooral duidelijk gemaakt hoe belangrijk het is dat een kind leert te functioneren in een groep. Dat het kind onderwijs volgt samen met anderen, en samen problemen leert oplossen. Kinderen hebben deze vaardigheden, executieve functies, door het thuisonderwijs minimaal of niet kunnen ontwikkelen. Dat werd zichtbaar toen de leerlingen weer naar school kwamen. De kinderen moesten weer wennen aan het werken in de groep. “De fases van groepsvorming begonnen eigenlijk weer opnieuw. En ze duurden ook langer dan normaal. Daar hebben leerkrachten echt op in moeten spelen”, zegt Ad. De impact is niet alleen zichtbaar bij de kinderen die al in beeld waren vanwege gedragsproblematiek. Op het gebied van executieve functies hebben alle kinderen een periode van ontwikkeling gewoonweg gemist. Komende tijd zal er een inhaalslag moeten worden gemaakt op de executieve functies van leerlingen. Dat vraagt (wederom) extra inzet van leerkrachten en deskundige begeleiding binnen de scholengroepen. “We zullen gaan kijken in hoeverre we nog externe hulp in gaan schakelen voor de ondersteuning”, zegt Ad over Albero Scholengroep.
Of kinderen eenzaamheid hebben ervaren, is erg verschillend per kind, ziet Ad. Binnen de scholengroep hebben we alle leerlingen in beeld kunnen houden, maar hij weet dat in Zeeland wel is voorgekomen dat kinderen buiten beeld raakten tijdens corona. “Dat waren ook de kinderen die zich heel eenzaam hebben gevoeld.” De aanwezigheid en aandacht van een leerkracht, al is het op afstand, maken dat een kind zich gezien voelt. Uit zijn contact met collega’s in het land maakt Ad op dat zij meer problemen hebben gehad ten gevolge van thuisonderwijs. “Misschien is de kleinschaligheid van Zeeland (de kleine scholen, leerkrachten kennen alle gezinnen) iets dat in het voordeel werkt. In andere gebieden zijn de scholen veel groter. Die waren soms bijvoorbeeld een vijfde van de kinderen ‘kwijt’. Die dwaalden op straat rond, omdat ouders informatie niet of gedeeltelijk ontvingen.” Dat soort situaties zijn niet zo snel denkbaar in Zeeland.
Komende tijd gaat de scholengroep zich richten op het rechttrekken van executieve functies van leerlingen. Een deel van de budgetten uit het ministerie gaan daar naartoe. Daarnaast hebben leerlingen ook een stuk aanbod gemist op het gebied van culturele vakken, vertelt Ad. “Die konden moeilijk op afstand en in de huidige situatie van gedeeltelijke lockdown worden ingevuld. Daarin willen we ook een inhaalslag maken. We willen bijvoorbeeld kijken of we dat samen kunnen doen met lokale kunstenaars en kunstcentra.” Een derde focus is het bewegingsonderwijs. “Er zijn ook kinderen die het bewegingsonderwijs echt gemist hebben. Die groep is niet heel groot, maar het zijn wel kinderen die zichtbaar last hebben van weinig beweging. Dat is een aandachtspunt.”
Een kans ligt volgens Ad nog bij de samenwerking tussen jeugdzorg en onderwijs. “Dat moet veel beter. Er is veel te veel versnippering. We weten nog onvoldoende elkaar te vinden.” Over de samenwerking binnen het primair onderwijs in Zeeland is hij tevreden. “De uitwisseling van kennis in Zeeland is uniek voor Nederland. Tijdens de coronacrisis heeft dat als voordeel gehad dat we snel konden schakelen, ook wekelijks met GGD.”
Vanuit het oogpunt van welzijnsorganisaties zijn er zorgen over de jongste jeugd. Dat komt deels door het gebrek aan zicht op de doelgroep vanwege de stop op activiteiten, maar ook door het uitblijven van hulpvragen. Hulpverleners komen weinig over de vloer en signaleren dus minder, is het idee. “We maken ons als organisatie wel zorgen om wat er boven water komt als de samenleving straks weer open gaat. Of problemen die nu onder de radar blijven dan opeens opkomen”, zegt Mariska van Hulst voor Elkaar. Een oorzaak voor zorgen van een andere orde, is ook het uitblijven van aanvragen voor fondsen voor sport en cultuur. Dat is helemaal stil komen te liggen, ziet Joost van Goes Bezig (SMWO). “De vraag is of tussenpersonen niet de noodzaak voor sporten nu zien, of omdat gezinnen zelf geen lid willen worden vanwege maatregelen.” Bij het gebrek aan aanmeldingen ligt wel een zorg. Beweging en ontwikkeling zijn voor kinderen erg belangrijk.
Sylvia, klantmanager statushouders bij een gemeente, maakt zich weinig zorgen om de kinderen binnen de gezinnen van nieuwkomers. “Kinderen in de basisschoolleeftijd lijken juist goed te gaan op thuisonderwijs, mentaal dan. Minder prikkels van op school zijn en alle kinderen. Het online onderwijs was korter, maar wel intensiever. Dat leek te werken voor een deel van de basisschoolkinderen.” Ze maakt de kanttekening dat het moeilijk was om thuis te focussen en ook konden ouders hen niet altijd voldoende ondersteunen. Buiten schooltijd speelden de kinderen veel buiten. Sylvia heeft het idee dat de sociale contacten van kinderen gewoon door bleven lopen.
Wat zeggen de cijfers?
De effecten van corona op kinderen zijn breed, waarbij het effect van onderwijs op afstand het meest evident is. Landelijk houden de Inspectie van het Onderwijs en Oberon zich sinds het begin van de coronacrisis bezig met de effecten van corona op het onderwijs. Eén van de landelijke onderzoeken van de Inspectie van het Onderwijs ging over het effect van afstandsonderwijs, waarin eind vorig jaar adviezen werden geformuleerd voor effectief lesgeven en effectieve organisatie. In dit onderzoek zijn ook risico’s zijn benoemd voor de leerlingen. Zo concludeert de Inspectie dat basisschoolleerlingen in Nederland in de eerste helft van 2020 gemiddeld 6 tot 8 weken achterstand hebben opgelopen, waarbij de achterstanden vooral gelden voor kwetsbare leerlingen en leerlingen die moeite hebben om de stof bij te houden. Ook bestaan er grote verschillen tussen basisscholen in opgelopen achterstanden en zijn er enkele basisscholen waar de leerlingen juist vooruit zijn gegaan. Ook is er een impact op mentaal welbevinden van leerlingen. Het risico op sociaal isolement, eenzaamheid en onveiligheid is groter dan bij fysiek onderwijs. Dit geldt in het bijzonder voor leerlingen waar het welbevinden al relatief laag was voordat er sprake was van afstandsonderwijs. Tot slot worden in het onderzoek drie risicogroepen benoemd als het gaat om minder actieve deelname in het onderwijs; leerlingen zonder digitale middelen of ruimtes, leerlingen die nog steeds thuis blijven of uit beeld zijn geraakt en leerlingen die ongemotiveerd zijn (Inspectie van het Onderwijs, 2020). In december 2020 gaf 80% van alle basisscholen aan dat er geen lessen zijn gemist door achterstandsleerlingen en/ of leerlingen die van huis uit minder ondersteuning krijgen. Voor het speciaal basisonderwijs was dit percentage 70% (Oberon, 2021).
Het CBS heeft een onderwijsachterstanden-indicator ontwikkeld om het onderwijsachterstandenbudget te verdelen over scholen en gemeenten. Met deze indicator berekent het CBS op basis van meerdere omgevingskenmerken op basis van bestaande registraties het risico op een onderwijsachterstand per kind. Deze scores per kind worden door het CBS onder andere weer vertaald naar een achterstandsscore per gemeente en zelfs per wijk. Hoewel het meest recente cijfer dateert uit 2019, geven deze scores een wel indicatie van verschillen in de risico’s op onderwijsachterstanden tussen gemeenten. Landelijk valt 15% van alle basisschoolleerlingen in de groep met het hoogste risico op onderwijsachterstanden. In Zeeland ligt dit percentage wat hoger voor de gemeenten Terneuzen (20%) en Vlissingen (18%) en juist relatief laag in de gemeenten Veere (8%) en Kapelle (9%).
Landelijk zijn er veel zorgen over het welzijn van jongeren sinds corona. Binnen organisaties is er aandacht voor de impact van het coronavirus op de jeugd. Waar de jongeren voor de uitbraak nog onbezorgd konden feesten, vrienden ontmoeten, zich sociaal ontwikkelen, is dat sinds de uitbraak lange tijd stil gevallen. Felix van der Meer, teamleider mavo/vmbo bij Scheldemond College in Vlissingen vertelt hoe het leven van de leerlingen veranderd is. Hij onderscheidt verschillende fases van de pandemie: “Als school hadden we het in het begin helemaal niet over welbevinden. De leerlingen vonden het fantastisch. Thuisblijven was in de eerste fase vooral heel leuk voor ze.” Toen de scholen vanaf juni 2020 deels open mochten, vonden de leerlingen in Vlissingen alles nog interessant. Onder het personeel heerste er wel angst om ziek te worden. Dat na de zomervakantie klassen weer een frisse start konden maken, ondanks de voorzorgsmaatregelen, werd als prettig ervaren. De sluiting van de scholen in december 2020 sloeg als een bom in bij de jongeren; ze zagen op tegen thuisonderwijs en het gemis van vrienden en de klas op school. “Wéér thuis. Wéér achter dat apparaat. Veel leerlingen waren echt teleurgesteld.”
De periode van digitaal onderwijs bracht nieuwe inzichten met zich mee. Zaken die eerder onopgemerkt bleven, werden nu zichtbaar. Zo waren er leerlingen die hun beeld en microfoon liever niet aanzetten tijdens de online les. Omdat dan de thuissituatie zichtbaar en hoorbaar wordt. “De huiselijke sfeer wordt dan duidelijk en voor de hele klas hoorbaar”, vertelt Felix. De scheiding tussen school en thuis verdween gedeeltelijk door het digitale onderwijs. Veel leerlingen hebben daar moeite mee.
Voor Felix laat de coronapandemie zien hoe bepalend een geboorteplek nog steeds is, ook in Nederland. Veel van zijn leerlingen beschikten thuis niet over alle voorzieningen die nodig zijn om goed thuisonderwijs te volgen. “Voor leerlingen die bijvoorbeeld geen eigen kamer hebben, is het ook gewoon moeilijk om de aandacht erbij te houden in de les.” Als de basis niet stabiel is, kunnen de spanningen in huis hoog oplopen. Het welbevinden van de jongeren is een belangrijke voorwaarde om goed te leren. Een tijd lang is dat voor veel leerlingen een probleem (geweest).
Binnen de scholengroep ziet Felix een duidelijke toename van de uiting van stress en psychische klachten en opvallend vaak gevallen van automutilatie. “Dat zijn vaak jongeren met onderliggende problematiek, maar de lockdowns hebben wel geleid tot een opeenstapeling”, vertelt Felix. De samenwerking met jeugdzorgorganisaties komt langzaam op gang. De wachtlijsten zijn enorm, is zijn ervaring. “Als de kinderen pas over vijf maanden geholpen kunnen worden, gaat dat zwaar wegen. De weg wordt veel langer om terug te komen. Dan zijn wij ze al kwijt.” Lichte psychische problematiek heeft in deze coronatijd kunnen groeien en heeft nu soms potentie om richting GGZ te gaan. “Maar”, benadrukt Felix, “dat zijn wel de leerlingen die al met problemen kampten. Niet de standaardleerlingen.” Op school lukt het goed om de groep kwetsbare jongeren in beeld te krijgen, maar er is niet altijd medewerking vanuit het kind of gezin. “Soms merk je ook: dan zijn wij ineens máár een school.” Het zoeken van een balans is belangrijk. De school is vooral verantwoordelijk voor het onderwijs, het behalen van een diploma. Het mentale welzijn is daar essentieel onderdeel van en dat heeft een school niet altijd in de hand. Felix en zijn collega’s zagen in het najaar van 2020 een groeiende groep kinderen die zich meer thuis zijn gaan terugtrekken. Ze kwamen minder bij elkaar over de vloer en ontmoetten elkaar minder. De drempel om uit huis te gaan werd steeds hoger. Jongeren konden moeilijk praten over gevoelens. De gevolgen van dat sociaal isolement zien we op school terug als psychische problematiek. Er zijn ook jongeren die de lockdowns deels als prettig hebben ervaren. Ze hadden minder prikkels en de druk om te presteren viel weg, ziet Felix.
Er zijn ook leerlingen die van de radar van de school verdwijnen. Vooral vanaf begin 2021, dan werden ze gemist in de online les. Voor docenten is het lastig handhaven, want simpelweg nablijven kan niet. Ook bij de jongeren is er vaak samenwerking met ouders nodig. “Die groepen jongeren struinen dan over de Boulevard, hier in Vlissingen. Los van elkaar zijn ze heel lief en leuk, maar samen kunnen ze voor overlast zorgen. Dat leidt tot lichte criminaliteit of een onprettig gevoel voor mensen die gewoon hun wandeling willen maken.”
Sinds de leerlingen terug zijn op school, merken Felix en zijn collega’s dat de jongeren zijn vergeten hoe ze moeten leren. “Hun leermotor is stil komen te staan.” Volgens hem werd die ‘motor’ onvoldoende gevoed met de online lessen. Onderwijs is een groepsproces en dat is erg kunstmatig op afstand. Wat hij vindt dat het onderwijs door corona geleerd heeft, is dat fysieke ontmoeting essentieel is. Leerlingen hebben elkaar nodig om te ontwikkelen. Het ontbreken van fysiek contact hakt er wel in, ziet hij op school. Hoe lang de leerlingen die stop in ontwikkeling met zich meenemen vindt hij moeilijk in te schatten.
Felix ziet dat de kleine sociale en cognitieve achterstanden van de meeste leerlingen wel in te halen zijn. “Dat zien we al aan de leerlingen van vmbo die weer naar school gaan. Die halen het zo in.” Maar hoe groter de psychische impact is geweest, hoe meer zorgen hij zich maakt over de lange termijn effecten.
De meeste leerlingen zullen met wat extra inspanningen niet al te veel moeite hebben de draad weer op te pakken. Felix ziet dat de versoepelingen de leerlingen al veel goed doen. “Het is psychologie van de koude grond, maar ik denk hoe praktischer [het onderwijs aan] de doelgroep is, hoe meer effect corona heeft op dat moment.” De denkbeelden van deze jongeren gaan vaak van dag tot dag. “Tijdens de lockdowns zaten ze echt opgesloten in het hele coronafestijn, maar door de versoepelingen genieten ze weer van de mogelijkheden.”
Al gaan de leerlingen op school goed om met de richtlijnen, soms vergeten ze het en dan krijgt de teamleider toch per ongeluk een boks. Als hij ze daar op aanspreekt, reageren ze begripvol. “Ik vind dat ze het heel goed doen op school eigenlijk; al die maatregelen. Dat mag ook gezegd worden.” Maar hij is zich er ook van bewust dat veel van de regels voor de leerlingen maar tot de schoolpoort gelden. Het vertrouwen in de overheid is niet noemenswaardig veranderd, denkt hij. “Leerlingen zijn daar niet zo mee bezig.”
De leerlingen die bijbaantjes hadden, konden lange tijd niet aan de slag. Ze werkten voornamelijk in winkels of horeca, weet Felix. “Veel van die gasten zijn gaan bezorgen, gewoon op de fiets.” Ze zijn snel overgestapt naar plekken waar wel werk is. Hij ziet ook dat de jongeren minder mogelijkheid hebben om geld uit te geven. “Dus inkomsten zijn niet zo’n groot probleem voor deze groep.”
Een zorg voor komende periode is de gezondheid van de leerlingen, zegt Felix. Als hij door de gangen loopt, ziet hij dat de jongeren minder beweging hebben gehad en uit verveling zijn gaan eten. “Hoe makkelijk is het om even naar de supermarkt te lopen? En dan halen ze echt geen appel.” Met de middelen van het ministerie gaat de school onder andere inzetten op meer bewegingsonderwijs.
De ontwikkelingen op het gebied van digitaal onderwijs zijn erg snel gegaan. En daar profiteert het voortgezet onderwijs van in de komende jaren, denkt Felix. Voor leerlingen die chronisch ziek zijn was het vroeger ingewikkeld om onderwijs op afstand te verzorgen. Nu gaat dat met veel meer gemak. Ook kinderen met tijdelijke ziekte kunnen vanaf nu gewoon onderwijs blijven volgen. Jongeren zullen door deze ontwikkeling niet zo snel meer aan het onderwijssysteem ontsnappen. Felix benoemt ook de mindere kant van veel online zijn. Op school zijn er al langere tijd meer problemen met zelfbeeld, pesten en sexting. Daar is aandacht voor in het lesprogramma.
Of er voor jongeren in Zeeland een andere impact is dan in de rest van het land, vindt Felix moeilijk te duiden. “In de regio is er voor jongeren misschien meer ruimte om elkaar op te zoeken dan in een grote stad. Op het strand of in een keet ergens. In de grote stad kan je nergens anoniem hangen. Die vrijheid in ruimtelijke zin is er hier wel meer.”
Naast het onderwijs, hebben ook welzijnsorganisaties in Zeeland jongeren in het vizier. Het was lange tijd lastig om in contact te blijven met jongeren. Door de stop op activiteiten missen de organisaties een informele ingang om de groep te peilen. Mariska, van Hulst voor Elkaar, vertelt dat het jongerencentrum al een tijd dicht is en dat ook de samenwerking met scholen op een laag pitje staat. Tijdens de coronacrisis heeft Mariska een klein onderzoek uitgezet onder ouders om te peilen hoe het met hun kind(eren) gaat. 6 op de 10 ouders gaf aan dat hun kind eenzaam is, vertelt ze. Maar opvallend is dat de jongeren het zelf wel mee vinden vallen. In de organisatie is er daarom aandacht voor de sociale ontwikkeling van de jongeren. “De vraag is wat de jongeren eraan overhouden als de samenleving straks weer open is. Of vallen er jongeren uit?” Mariska merkt dat jongeren moeite hebben om zichzelf bezig te houden. “Voor school is de motivatie ver te zoeken. En een tijd lang was afspreken ingewikkeld.” Ze ziet dat het middelengebruik onder jeugd is toegenomen, waarschijnlijk vanwege verveling. “Ouders denken vaak dat het allemaal wel meevalt met drugsgebruik. Ze onderschatten het.” Dat is wel typerend voor de streek, weet ze.
Vanuit haar werk in de taakstelling van huisvesting van statushouders bij gemeente Tholen, maakt Sylvia Rook zich zorgen over de jonge nieuwkomers. Ze hadden al weinig aansluiting met leeftijdsgenoten, maar door de lockdowns is het nog moeilijker om elkaar te ontmoeten. De eenzaamheid onder deze groep jongeren is erg groot, denkt ze. Het langdurig thuis zitten zonder sociaal contact heeft veel impact op de jongeren en jongvolwassenen.
Ferdinand Tierie, klantmanager Participatie bij GR De Bevelanden , begeleidt jongvolwassen van 18 tot 27 jaar met een arbeidsbeperking naar werk. Hij ziet dat de groep vaak kampt met onderliggende problematiek - psychisch, verslaving, ziekte. De jongvolwassenen zijn door het sociaal isolement tijdens de lockdowns moeilijker te bereiken. Telefoontjes zijn makkelijk te negeren, merkt hij. Vanwege de richtlijnen kan Ferdinand de jongeren niet uitnodigen op kantoor, waardoor veel van de problemen van de cliënten buiten beeld blijven. “Aan de telefoon kunnen ze sociaal-wenselijk antwoorden.” De problemen komen uiteindelijk boven water, maar zijn dan complexer geworden. Ferdinand ziet wel dat de nieuwe werkwijze, het digitale contact, ook spontaniteit met zich meebrengt. “Op kantoor zijn de gesprekken met cliënten een stuk formeler.”
De jongvolwassenen die kampen met verslavings- of psychische klachten kunnen moeilijk terecht bij zorgverlening. De wachtlijsten in Zeeland zijn heel lang waardoor jongeren lang met hun problemen door blijven lopen, vindt Ferdinand. “Vanuit mijn oogpunt ligt de lat voor opname bijvoorbeeld heel hoog. Er zijn weinig plekken. Zo lang er geen sprake is van crisis, worden mensen thuis gehouden.” Die verhalen hoort hij van veel van de jongvolwassenen terug: “Gesprekken, gesprekken. Dat geloof ik nu allemaal wel, zeggen ze dan.” De drempel voor jongvolwassenen om toe te geven dat ze een probleem hebben en vervolgens met diverse hulpverleners in gesprek te moeten, is te hoog, ziet Ferdinand.
Ook ziet Ferdinand een groep jongvolwassen die goed gedijden in de lockdowns. Er waren tijdelijk minder prikkels. Sommige cliënten konden ook best goed overweg met minder intensieve begeleiding, merkte hij. Ze waren meer zelfredzaam dan ingeschat. Al is dat ook een groep die het isolement opzoekt en dan vereenzaamt. De netwerken van jongvolwassenen in de bijstand zijn vaak erg klein. Dat hangt meestal samen met de beperkingen die ze ervaren.
De jongvolwassenen die Ferdinand spreekt zijn vaak teleurgesteld in instanties en de overheid. Voor hen is gelijkwaardigheid in gesprekken erg belangrijk, ziet hij, en ook het nakomen van afspraken en de snelheid waarmee dat gebeurt. Voor veel gemeenten ligt er een kans om te investeren in het vertrouwen tussen de inwoner en de begeleiding vanuit de gemeente.
Ferdinand ziet, vanuit het werkveld, een les uit de coronacrisis, dat zichtbaar is geworden hoe belangrijk persoonlijke aandacht vanuit de overheid is. In zijn optiek is de gemeente er bij uitstek om kwetsbaren op te vangen. De ondersteuning zou per definitie persoonlijker moeten, vindt hij. Daar valt veel te winnen. Een contactpersoon bij de gemeente moet zich niet beperken tot het voeren van gesprekken met deze doelgroep, maar kan ook een handje helpen bij praktische zaken. Die behoefte is erg groot en daar win je als professional veel vertrouwen mee.
Wat zeggen de cijfers?
Uit de meest recente periodieke peiling van Oberon (december 2020) blijkt dat in december 2020 ongeveer een kwart van alle vestigingen aangaf dat er in vmbo en havo/vwo geen lessen zijn gemist door achterstandsleerlingen en/of leerlingen die van huis uit minder ondersteuning krijgen. Voor het voortgezet speciaal onderwijs is dit percentage ruim 40%. Deze percentages liggen aanzienlijk lager dan bij het basisonderwijs en het speciaal basisonderwijs, wat betekent dat er in het voorgezet onderwijs dus relatief meer schooluitval wordt geconstateerd dan in het basisonderwijs en het speciaal basisonderwijs (Oberon, 2021).
Naast het directe effect van afstandsonderwijs op schooluitval en achterstanden zijn er ook meer indirecte effecten op het mentale welzijn. Dat zie je bijvoorbeeld bij de jongeren/jongvolwassenen. Uit landelijk onderzoek door I&O Research blijkt dat bijna de helft van alle jongeren tussen de 18 en 24 jaar zich slechter voelt in vergelijking met vóór de coronacrisis. Vooral onder jongeren nam het eenzaamheidsgevoel toe (I&O Research, 2020).
Voor jongeren en jongvolwassenen geldt ook dat er sprake is van een impact van corona op de kans op (betaald) werk. Jongeren werken relatief vaak in sectoren waar grote klappen zijn gevallen, zoals bijvoorbeeld de horeca. Als je kijkt naar jonge mensen met opgebouwd WW-recht zien we in Zeeland in 2020 een toename van 110% in nieuwe WW-uitkeringen (landelijk: toename 113%). Jongeren hebben echter vaak nog geen WW-rechten opgebouwd. In januari 2021 waren er in Zeeland 1.578 geregistreerde werkzoekenden zonder dienstverband onder de 27 jaar, geregistreerd bij het UWV. Bijna 3 op de 10 van deze werkzoekenden in Zeeland had geen starkwalificatie (conform landelijk gemiddelde) Het aandeel jonge werkzoekenden zonder startkwalificatie is het hoogst in Terneuzen (37%) en Goes (34%) en het laagst Veere (17%), Kapelle (19%) en Schouwen-Duiveland (21%) (UWV, 2021).
Een beeld van de coronapandemie dat bij iedereen op het netvlies staat is het raambezoek van ouderen in de verzorgingstehuizen. Het verbod op bezoek heeft op veel families impact gehad. Kleinkinderen en grootouders moesten elkaar een tijd lang noodgedwongen vooral digitaal ontmoeten. Ook in de Zeeuwse verzorgingshuizen kende de crisis veel gezichten. Ilse Prevoo, staffunctionaris bij SVRZ, vertelt hoe ze de ouderenzorg heeft beleefd: “In de beginfase was er vooral aandacht voor medische maatregelen, maar later kwam er ook oog voor welzijn van bewoners en medewerkers.” De infectieziektepreventie is al jaren verplicht onderdeel in de sector van verpleeghuizen, verzorgingshuizen en thuiszorgorganisaties, dus veel protocollen lagen al op de stapel. De organisatie was redelijk snel omgeschakeld naar coronaproof werkwijzen.
Onder de ouderen in de verzorgingshuizen heerste veel onbekendheid met het virus. Dat uitte zich in angst, zag Ilse. Ook voor medewerkers. Er heerste in de eerste periode een gespannen sfeer in de woningen. Bewoners waren soms onrustig omdat vaste gewoonten, zoals samen eten, werden onderbroken.
Al in maart 2020 werd de bezoekregeling in de ouderenzorg stopgezet. Binnen SVRZ werd er flink geïnvesteerd in apparaten om het contact van bewoners met familie en vrienden in stand te houden. Maar voor medewerkers werd het te veel om naast de zorgtaken ook het digitale contact in goede banen te leiden. Ilse vertelt dat medewerkers van afdelingen die tijdelijk gesloten werden, zich inzetten om te ondersteunen bij het beeldbellen. Het digitale contact was voor bewoners geen volledige vervanging voor het bezoek van geliefden. “Een man met dementie ging bijvoorbeeld altijd kijken bij de tablet om te zoeken waar zijn vrouw was”, vertelt Ilse. De bezoekersstop heeft een grote impact gehad op de bewoners. De visite kon wel op afstand, met een raam ertussen kort op bezoek komen. “Dat leverde heftige beelden op”, reflecteert Ilse.
Voor een deel van de bewoners was de impact dusdanig dat ze verminderde eetlust hadden. Door het binnenblijven kregen bewoners ook minder beweging. Terwijl dat in deze levensfase heel belangrijk is, benadrukt Ilse. “Daar was aandacht voor, maar we waren ook beperkt in mogelijkheden. De lockdowns hadden veel impact op welzijn van cliënten. Toch was er ook meer ruimte voor individuele aandacht, omdat de begeleiders van groepsactiviteiten hun oorspronkelijke werk niet konden doen. Deze medewerkers werden ingezet op individuele begeleiding. “Dat was heel positief en echt nodig. Dat willen we ook meer blijven doen in de komende tijd.” Al met al is de eenzaamheid niet significant gegroeid onder de bewoners, denkt Ilse.
Op sommige afdelingen bracht de bewonersstop ook rust. Op de bewonersgroep voor dementie bijvoorbeeld. Het onbegrepen gedrag en de onrust van de bewoners nam aanzienlijk af. Momenteel wordt de bezoekersstroom gereguleerd per locatie en boeken bezoekers tijdsblokken in. “Dat wordt als heel positief ervaren”, vertelt Ilse, “het zou me niet verbazen als we dat blijven vasthouden.”
De planbare zorg in paramedische behandelingen (zoals fysiotherapie, geriatrie etc.) zijn een tijd lang gestopt. De behandelaars hebben toen tips opgesteld en instructiefilmpjes gemaakt waarmee medewerkers met bewoners oefeningen konden blijven doen. Vanwege de investering in apparaten is dat ook een ontwikkeling die blijvend gebruikt kan worden in de organisatie. “Het is mooi hoe de pandemie ook een positieve wending krijgt”, vindt Ilse.
Inmiddels is het vaccinatieproces voor cliënten al een eind afgerond. Dat traject werd ingericht in nauwe samenwerking met de apotheek. De interne medische dienst registreerde welke cliënten geen vaccinaties mogen of willen. SVRZ heeft al een aantal weken geen besmettingen meer en vaccinatiegraad ligt erg hoog (91%). Dat betekent dat er meer versoepelingen komen in de verpleeghuizen. “Dat is echt een verademing”, ziet Ilse. De bewoners bloeien op van de gezamenlijke activiteiten of een koffietje in het grandcafé.
De organisatie gaat komende tijd het welzijn van cliënten verder inventariseren en inspelen op de behoeften. Een ander belangrijk aandachtspunt zijn de ouderen die zelfstandig wonen. Vaak zijn die alleenstaand. Voor de uitbraak van corona kwamen ze naar de ontmoetingscentra. Het zicht op deze groep is door gebrek aan persoonlijk contact grotendeels kwijt. Medewerkers hebben wel telefonisch contact onderhouden, maar uit die gesprekken blijkt dat daar aandacht nodig is. “Dat heeft, zodra het weer kan, onze prioriteit.”
In Zeeland is er door de crisis een overleg tot stand gekomen tussen specialisten ouderengeneeskunde. Op dat niveau werd veel informatie uitgewisseld wat dan ook weer binnen de ouderenzorgorganisaties gedeeld werd. Bovendien is de samenwerking tussen ziekenhuizen en zorginstellingen ook nauw geweest. Ilse ziet daar een kans om de samenwerking in de regio in stand te houden.
Welzijnsorganisatie Hulst voor Elkaar heeft oog voor zelfstandig wonende ouderen. Voor de uitbraak van corona waren er veel initiatieven voor die groep. Mariska, projectcoördinator, ziet dat de wijkverpleegkundigen vaak een van de weinigen zijn die zorg verlenen aan huis. “Voor veel ouderen het lichtpuntje van de dag en het enige sociale contact dat ze hebben.” Deze ouderen hebben, vanwege hun medische kwetsbaarheid, lang in een isolement gezeten. Er is sprake van eenzaamheid.
De initiatieven die de organisatie al had op het gebied van eenzaamheid, liggen nu stil. Er was bijvoorbeeld een beweeggroep ‘Sociaal vitaal’ of een koffiemoment. De schakeling naar digitaal was geen succes voor deze activiteiten, vonden de deelnemers. “Juist die smalltalk met koffie is zo belangrijk’, weet Mariska. Met kerst heeft Hulst voor Elkaar een ontbijt aangeboden aan de ouderen. Ze konden aangemeld worden door vrienden of familie. Het ontbijt werd bezorgd en een collega belde na voor een praatje. Dat was wel een succes.
Toch ziet Mariska ook dat ouderen daar in berusten. “Ze begrijpen dat het afstand houden nodig is. Ze zijn minder geneigd de grens op te zoeken, zoals jongeren dat wel doen.” Mariska denkt dat ze de berusting herkent in het Zeeuwse karakter. “Dat mensen wat meer gelaten zijn. Ze zijn rustiger in het accepteren. Dat merken we vooral onder de ouderen. Is dat veerkracht? Ik weet het niet.” Aan de ene kant spreekt daar veerkracht uit, vindt ze, “maar we weten ook dat hoe langer de eenzaamheid aanhoudt, hoe moeilijker het is om eruit te komen.”
Wat zeggen de cijfers?
Personen van 70 jaar of ouder zijn extra kwetsbaar bij een besmetting met het coronavirus. Specifiek voor alleenstaande ouderen geldt dat zij sneller kampen met eenzaamheid. Voor alleenstaande ouderen die zelfstandig wonen geldt dat tijdens corona mantelzorg (gedeeltelijk) is weggevallen. Degenen die in een instelling wonen zijn geconfronteerd met een inperking van het bezoek. In Nederland wonen bijna 2,4 miljoen mensen die 70 jaar of ouder zijn. Landelijk valt 14% van alle inwoners in deze leeftijdscategorie; in Zeeland is dit percentage, met 17%, het hoogst van alle provincies. Ongeveer 1 op de 3 Zeeuwse inwoners van 70 jaar of ouder is alleenstaand en 5% woont in een ‘institutioneel huishouden’ zoals een verpleeg- of verzorgingstehuis. Onder Zeeuwse 85+ers woont bijna 1 op de 5 personen in een instelling; dat is vergelijkbaar met het landelijke cijfer (CBS, 2021).
Als je de Zeeuwse gemeenten onderling vergelijkt zien we dat in Sluis, Schouwen-Duiveland en Noord-Beveland, met ruim 1 op de 5, relatief de meeste 70+ers wonen. In Reimerswaal (12%), Tholen (14%) en Borsele (14%) wonen relatief de minste 70+ers. De gemeente Vlissingen heeft, met 4 op de 10, het hoogste aandeel alleenwonende in deze leeftijdsgroep. In Veere en Kapelle ligt dit aandeel, met 3 op de 10, relatief het laagst in Zeeland. Het aandeel 70+ers dat woont in een instelling ligt het hoogst in de gemeenten Goes en Noord-Beveland (7%) en het laagst in de gemeente Sluis (3%) (CBS, 2021).
Flexwerkers, seizoenarbeiders, ZZP’er en freelancers: de groep kwetsbaren op de arbeidsmarkt heeft een andere vorm gekregen sinds de uitbraak van corona. Anoushka Koppelaar, klantmanager Re-integratie bij Orionis Walcheren, ziet haar groep cliënten veranderen. Ze begeleidt mensen tussen de 18 en 65 jaar, waarin de categorie van 30 tot 40 jaar het grootst is. Volgens haar licht corona vooral uit wat er al aan de hand was op de arbeidsmarkt. Voor veel van haar cliënten zijn corona en de problemen als gevolg ervan nóg een extra zorg op de stapel zorgen die er al waren. “Soms is het de druppel die de emmer doet overlopen. Het is dan niet meer te overzien.” Haar cliënten zitten in de bijstand en vonden de lockdowns mentaal zwaar vanwege het thuisonderwijs of de spanningen in huis. De wereld is voor hen niet drastisch veranderd: ze gingen al niet op vakanties, naar het terras of winkelen.
De voorheen lichte psychische klachten van een deel van de cliënten zijn flink toegenomen. In het begin was er de angst om ziek te worden. De wachtlijsten voor GGZ leiden tot frustraties. Mensen willen graag geholpen worden, maar er is veel uitstel van behandelingen. Anoushka sprak af om te bellen of te wandelen met de mensen. Voor een aantal cliënten was dat een dergelijk gesprek het enige contact dat ze hadden met anderen. Ze merkt dat er onder cliënten vooral behoefte is aan perspectief. De angst en stress in de doelgroep gaan nu met name over de toekomst.
Els, manager bij Emergis, ziet dat veel mensen hun baan zijn kwijt geraakt. In Zeeland is die groep relatief groot: het sluiten van de horeca raakt veel Zeeuwen. Hoewel sommigen goed kunnen schakelen, zijn er ook veel mensen die weinig mogelijkheden zien door corona. Dat kan potentieel leiden tot depressies en zwaardere psychische problematiek, denkt ze.
Welzijnsorganisatie Hulst voor Elkaar ziet een groeiend beroep op de voedselbanken tijdens de crisis. Mariska merkt dat zich veel nieuwe mensen en gezinnen hebben gemeld. Ze voorziet dat een deel van de nieuwe aanmeldingen tijdelijk is. Als deze mensen straks weer aan het werk kunnen, hoeven ze geen beroep meer te doen op de voedselbank.
Voor de inloopvoorziening van het Leger des Heils ziet Roderik Bin ook veranderingen. Zeker in Goes is vanaf najaar 2020 de aanloop significant toegenomen. Roderik is wel voorzichtig om een verband te leggen met corona omdat een toe- en afname door de jaren. Bij de maatschappelijke opvang in Terneuzen zijn er het afgelopen jaar meer mensen aangemeld omdat ze hun baan in de scheepvaart of internationale handel zijn kwijtgeraakt.
Binnen Hulst voor Elkaar ziet Mariska een duidelijke een toename van financiële vragen sinds de uitbraak. Er wordt meer beroep gedaan op voorzieningen en schuldhulpmaatjes. Bij die projecten ziet ze nu ook kleine ondernemers of ZZP’ers aankloppen. Dat is voor de welzijnsorganisatie een nieuwe groep die eerder nooit hulpvragen had. “De hulpverlening voor ZZP’ers en ondernemers is heel anders”, vertelt ze. Bij de bestaande klanten maken de schulden of financiële vragen vaak onderdeel uit van een groter pakket aan zorgen. Daar spreken we van multiproblematiek, met een combinatie van bijvoorbeeld psychische problemen en schuld. Bij de ondernemers en ZZP’ers beperkt het probleem zich vaak tot de schulden. Mariska benadrukt dat daar natuurlijk ook een mentaal aspect aan verbonden is, maar dat vindt dan de oorsprong bij de financiële problemen. “Ze hebben een zaak opgebouwd en zien die uit hun handen glippen.” Maar het verschil in ondersteuning is dat er geen onderliggend probleem aangepakt hoeft te worden. Als de financiële problemen zijn opgelost, blijven ze geen klant. “De bestaande kwetsbare groepen hebben langdurig en intensievere begeleiding nodig en moeten soms ook doorverwezen worden richting zorg”, vertelt Mariska.
Anoushka heeft door de jaren heen gezien dat ondernemers gewend zijn om te schakelen. In deze crisis werd die flexibiliteit flink op de proef gesteld. Het reageren op deze situatie vergt veel van hun creativiteit. Ze ziet dat er ook veel onzekerheid heerst. “Het water staat ze aan de lippen. Velen zijn bang om alles waar ze hard voor hebt gewerkt te verliezen.” Dat kan ook leiden tot depressies, denkt ze.
Ook Cora Ruissen, procesleider psychosociale hulp, maakt zich zorgen om ZZP’ers. Het sociaal domein heeft de groep niet in beeld en weet niet welke problemen ze hebben. Ze vermoedt ook dat de groep niet zo snel om hulp vraagt omdat ze dat vanuit hun ondernemerschap niet gewend zijn. “Als GGD hebben we tijdens de crisis groepen kwetsbaren in beeld gebracht, maar kennis van de impact op ZZP’ers ontbreekt.” ZZP’ers hebben geen direct aanspreekpunt als het gaat om sociale ondersteuning.
Wat zeggen de cijfers?
Sinds vorig jaar houdt Divosa, via een monitor schuldhulpverlening in coronatijd, ontwikkelingen bij in de schuldhulpverlening. Tot op heden wordt er geen substantiële toename, maar juist eerder een afvlakking geconstateerd in het beroep op schuldhulpverlening (Divosa, 2021). Platform 31 verwacht dat de groep mensen met financiële problemen groter en diverser zal worden. Specifieke risico’s zien zij voor bijstandsgerechtigden, flexwerkers, zelfstandigen en jongeren. Ook constateren zij dat er extra aandacht nodig is voor kinderen en jongeren die in gezinnen in armoede opgroeien en extra risico hebben op (leer)achterstanden (Platform 31, 2020).
Ook het CBS doet onderzoek naar problematische schulden, waarin ook, weliswaar gedateerde, regionale cijfers beschikbaar zijn. Landelijk kampte in 2018 8,3% van alle huishoudens met problematische schulden. In Zeeland varieert het beeld; de meeste gemeenten hebben relatief minder huishoudens met problematische schulden dan landelijk gezien, zoals de gemeenten Veere (3,3%) en Kapelle (3,6%). De gemeente Vlissingen zit, met een aandeel van 10%, boven dit landelijk gemiddelde (CBS, 2020).
In juli 2020 becijferde de Autoriteit Financiële Markten (AFM) dat de helft van de Nederlandse huishoudens volgens de Nibud-normen te weinig buffers aanhoudt. Een doorsnee huishouden heeft maar € 2.000 om een inkomensterugval op te vangen, zonder in te teren op het spaarpotje voor tegenvallers. Ook in dat onderzoek naar buffers van Nederlandse huishoudens worden jongeren, flexwerkers en zelfstandigen als extra kwetsbaar aangewezen. Daarnaast is de AFM somber als het gaat over voorspellingen voor de nasleep van de coronacrisis en het beroep op de financiële weerbaarheid van huishoudens (AFM, 2020). Tevens heeft de AFM onderzoek gedaan naar de relatie tussen inkomensverlies en financiële problemen. Een conclusie uit dat onderzoek (uit september 2020) is dat een forse groep huishoudens na inkomensverlies snel in de financiële problemen komt; ruim 100.000 huishoudens kunnen na verlies van werk binnen een half jaar hun maandlasten niet meer dragen. Ook hier worden de zelfstandigen benoemd als specifieke risicogroep; zelfs met TOZO-steun is het risico dat zij binnen drie maanden niet meer rond kunnen komen vier keer zo groot als voor werknemers. Naast de zelfstandigen zijn ook huishoudens met een laag inkomen, alleenstaanden, alleenverdieners en jonge mensen financieel extra kwetsbaar (AFM, 2020).
Uit cijfers van het CBS blijkt dat tot en met december 2020, 1 op de 3 van de in totaal ruim 35 duizend Zeeuwse ondernemingen gebruik had gemaakt van een of meer coronasteunmaatregelen. Van de bijna 25 duizend bedrijven met één werkzame persoon had een kwart gebruik gemaakt van coronasteunmaatregelen, dat is iets lager dan het landelijke percentage voor deze groep. Van alle horecabedrijven heeft bijna 8 op de 10 een beroep gedaan op een of meer steunmaatregelen. Dit percentage ligt iets hoger dan het landelijk gemiddelde. In Zeeuws-Vlaanderen ligt het aandeel bedrijven dat in 2020 beroep deed op coronasteun, met 35% van alle bedrijven en ruim 27% van alle ondernemingen met één werkzame persoon, in Zeeland relatief het hoogst. Met 38,5% van alle ondernemingen, is het beroep op steunmaatregelen in de gemeente Sluis het hoogst in Zeeland. Het laagst is dit aandeel, met een kleine 23%, in de gemeente Borsele (CBS, 2021).
Voor statushouders is afgelopen jaar weinig ondersteuning geweest. De doelgroep had voorheen veel verplichtingen op school, activiteiten en gesprekken met klantmanagers. Met de uitbraak van het coronavirus in Nederland vielen die contacten stil. Sylvia Rook is verantwoordelijk voor de taakstelling van huisvesting van statushouders bij gemeente Tholen en maakt zich zorgen om statushouders in haar gemeente en erbuiten. Ze ziet dat door het sociaal isolement de kennis van de Nederlandse taal sterk achteruit is gegaan. Er was geen mogelijkheid om te oefenen. Door de opgelopen achterstand met Nederlands wordt de drempel weer groter om de taal te spreken, wat leidt tot meer sociaal isolement. Sylvia benadrukt dat de taalachterstand ook effect heeft op de opleidingstrajecten van de statushouders. Daar is een niveau van Nederlands nodig wat nu niet meer door iedereen gehaald wordt. “Dat zou voor sommigen zelfs kunnen betekenen dat als ze straks taal-technisch klaar zijn om aan een opleiding te beginnen, dat ze dan de leeftijd niet meer hebben te mogen studeren in verband met de studiefinanciering.”
De inburgeringslessen gingen tijdens de pandemie online door, maar voor deze doelgroep is de omschakeling naar thuisonderwijs niet zo vanzelfsprekend. Bij het leren in een nieuwe taal is het moeilijk efficiënt digitaal onderwijs te volgen. Bovendien ontbrak het ook aan een rustige plek in huis om te concentreren. “Het is voor een Nederlander al ingewikkeld met thuisonderwijs en werken, maar als je Nederlands moet leren met een stel kinderen op de achtergrond: dat is niet te doen”, zegt Sylvia. Gemeente Tholen heeft vanaf het begin van de crisis geïnvesteerd in laptops voor de nieuwkomers. Iedereen had zo beschikking over materiaal om de online lessen te volgen, maar desondanks is er een achterstand opgebouwd.
Sylvia ziet ook dat de stage- en werkervaringsplekken al maanden stilliggen. De bedrijven waar statushouders werkten hebben ook minder werk, dat zijn de sectoren horeca en industrie waar weinig werk is. Volgens de richtlijnen mochten er zo min mogelijk mensen over de vloer komen en dan zijn het toch vaak de nieuwkomers die als eerste afgebeld worden. “Bedrijven die echt welwillend zijn om met statushouders te werken, zeiden nu ‘het kan nu gewoon even niet’ ”, vertelt Sylvia.
Hoe langer mensen in sociaal isolement zitten, hoe meer drempels ze gaan zien om straks weer deel te nemen in de maatschappij. Sylvia denkt dat het voor veel van de nieuwkomers straks heel ‘onveilig’ voelt om naar buiten te gaan. “Als je heel lang thuis zit, gaat dat allemaal heel eng en groot worden.” Haar verwachting is dat het moeilijk zal worden voor begeleiders om ze weer actief mee te krijgen. Deelnemen aan de samenleving is in deze fase voor nieuwkomers essentieel. Door het coronavirus kon dat lange tijd niet. De oplossing: “Zodra het weer enigszins kan, moeten we activiteiten organiseren voor de doelgroep.”
Sylvia verwacht dat nieuwkomers langer gebruik zullen moeten maken van Vluchtelingenwerk en andere ondersteuning door de opgelopen achterstanden. Dat is niet voor alle gemeenten een probleem, maar bij veel gemeenten is de begeleiding tijdgebonden, weet ze. Daar hebben statushouders recht op bijvoorbeeld twee jaar ondersteuning. Vanwege de verhoogde taakstelling in 2021 bestaat de mogelijkheid dat de statushouders met achterstanden geen aanspraak kunnen maken op verlengde intensieve begeleiding. Met het oog op de budgetten geldt dan ‘first in, first out’. Daar ligt voor gemeenten een uitdaging en daar is een goede kennis van de behoeften per statushouder in de gemeente voor nodig.
De angst voor het coronavirus verschilt binnen de groep statushouders. Sommige nieuwkomers hadden met buren bijvoorbeeld al een sterke band voor de uitbraak en bleven elkaar gedurende de lockdowns steunen. Bij andere nieuwkomers was het netwerk nog niet sterk. De angst voor corona is nu een drempel om sociale contacten te leggen.
Op het gebied van mentaal welzijn speelt voor veel statushouders nog een ander groot thema: door corona is familiehereniging niet mogelijk. Ambassades kunnen al lange tijd niks betekenen in het proces van familiehereniging. Bij de statushouders waar dit speelt, zorgt het voor veel stress. Door deze onrust zijn de betreffende nieuwkomers moeilijk te activeren. Mentaal zijn ze niet klaar om te starten met een opleiding of om te werken.
Inplaatsingen van nieuwe statushouders uit het COA zijn er wel geweest afgelopen jaar, maar ook dat was moeizaam vanwege praktische redenen. “De huizen waren beschikbaar maar we konden geen spullen inkopen. Uiteindelijk hebben we afspraken kunnen maken met tweedehands winkels waardoor het wel is gelukt”, vertelt Sylvia.
Gemeente Tholen investeert al jaren in opbouwen van het sociaal netwerk van statushouders met elkaar. Daar was in de lockdown profijt van, zag Sylvia, omdat nieuwkomers elkaar ondersteunden. “Een les is dat het netwerk in tijden van crisis helpt. Dat gebeurt ook onafhankelijk van afkomst. Ze ondersteunen elkaar.” De vraag is of alle statushouders in gemeenten onderdeel zijn van een dergelijk sociaal netwerk.
Het vrijwilligersnetwerk rondom statushouders is sterk uitgedund, merkt Sylvia. “Veel taalmaatjes konden lastig wennen aan het online gebeuren.” Voor vrijwilligers was de omschakeling naar digitaal contact een hoge drempel. De statushouders raakten wel gewend aan digitaal vanwege het onderwijs, maar het contact verwaterde. Nu, ziet Sylvia, komen de vrijwilligers weer voorzichtig terug in actie. Al is dat nog mondjesmaat. Daar ligt voor de gemeenten en voor welzijnsorganisaties een nieuwe uitdaging: het vrijwilligersnetwerk opnieuw binden.
Sylvia ziet ook een gemis in het uitblijven van voorlichting aan de inwoners van Tholen over nieuwkomers. In voorgaande jaren was ze met collega’s actief in het informeren van Tholenaren over hun nieuwe buren. Ze vreest dat er minder oog en begrip is geweest voor de nieuwe cultuur in de buurt. Zodra het weer kan, zal ze daar ook weer aandacht aan besteden.
In Zeeland ziet Sylvia dat de bereikbaarheid met openbaar vervoer in sommige plaatsen minimaal is en tijdens corona ook nog ingewikkelder. Statushouders zijn van openbaar vervoer afhankelijk en hebben tijdens de crisis dus meer isolement ervaren. Met name de nieuwkomers die in kleine kernen wonen. Dat is duidelijk een Zeeuws thema waarover gemeenten in gesprek zouden moeten, vindt Sylvia. Ze ziet ook dat de verminderde bereikbaarheid van voorzieningen voor statushouders, voor Zeeuwse gemeenten extra vervoerskosten met zich meebrengt. Daar mag vanuit de rijksoverheid meer aandacht voor komen.
Ferdinand Tierie, klantmanager Activering bij GR De Bevelanden, werkt ook veel met statushouders. Hij ziet dat de achterstanden bij statushouders er al waren voor de uitbraak van de pandemie. Toch vindt hij dat ze nog groter zijn geworden, maar ook beter zichtbaar. Het afstandsonderwijs ging erg moeizaam. Al met al hebben velen een half jaar tot een jaar zonder taalles gezeten. Dat geeft een extra achterstand en bovendien vertraging in het hele inburgeringstraject. De statushouders die het afgelopen jaar nieuw zijn gekomen in de Bevelandse gemeenten konden pas laat starten met de lessen. Zo lopen ook de nieuwe instromers al direct vertraging op.
De nieuwkomers werken naast hun lessen vaak in banen voor ongeschoolden. Hij benadrukt dat het daarmee ook de mensen zijn met kwetsbaarheid op het gebied van inkomen. Dat is ook gebleken in zijn gemeenten. Veel statushouders hebben zich gemeld voor financiële regelingen. Ferdinand ziet wel dat statushouders vaak een sterk netwerk hebben, waarbinnen veel onderlinge steun is. “Via via weten ze dan toch weer nieuw werk te strikken. Ik heb daar niet precies zicht op, maar weet wel dat het er is.” Hij merkt dat de netwerken zich beperken tot mensen van dezelfde taalachtergrond.
Gedurende de pandemie was het voor Ferdinand lastig om in contact te blijven met de statushouders. Telefonische gesprekken verliepen niet vlot. Het beste werkte tekstberichten via Whatsapp. Een belangrijke bron van informatie over de statushouder waren de maatschappelijk begeleiders. Al ziet hij dat maatschappelijk werk moeite heeft de statushouders goed te binden. “De hulp lijkt niet helemaal aan te sluiten. Vanuit de Nederlandse taal en achtergrond zijn de statushouders moeilijk te benaderen”, vertelt hij. Ferdinand ziet daar voor de gemeenten een uitdaging, om de begeleiding beter te laten aansluiten op de doelgroep.
Specifiek voor Zeeland merkt Ferdinand dat statushouders, in vergelijking met de rest van het land, een relatief laag instroomniveau hebben. “Het is eerder een uitzondering als iemand een leerniveau heeft, waarmee hij of zij een opleiding kan volgen.” Hij herkent zich dus niet altijd in de ervaringen van collega’s in het land, waar de begeleiding van statushouders vanwege een hoger instroomniveau anders is. Bovendien ziet hij in de nieuwe wettelijke richtlijnen voor inburgering een onmogelijke opdracht voor Zeeland. De eisen die gesteld worden aan bijvoorbeeld het taalniveau vindt hij hoog voor Zeeuwse nieuwkomers.
Wat zeggen de cijfers?
Het CBS berichtte in april dat de arbeidsparticipatie onder statushouders in 2020 is gestagneerd, waar in de afgelopen jaren juist sprake was van een geleidelijke toename in de arbeidsparticipatie van statushouders. Statushouders werken vaak in deeltijd, hebben relatief vaak een contract voor bepaalde tijd en werken vaak in de horeca, zo blijkt uit het onderzoek door het CBS. Van de statushouders die in 2014 een verblijfsvergunning asiel hebben gekregen was de meest recente baan voor 65 procent in deeltijd, voor 78 procent een baan zonder vast contract en voor 16 procent een baan in de horeca. De groepen die recenter een vergunning hebben gekregen hebben relatief de meest kwetsbare positie op de arbeidsmarkt; zo werkt bijna 4 op de 10 statushouders met een verblijfsvergunning uit 2019 in de sterk door de crisis geraakte horeca (CBS, 2021).
De kwetsbaarheid van statushouders gaat verder gaat dan alleen de financiële kwetsbaarheid. De Universiteit van Utrecht constateerde in mei 2020 al dat statushouders in het bijzonder hard geraakt werden door de coronacrisis, in de vorm van vertraagde inburgeringstrajecten, achterstand in het onderwijs en een verslechterde positie op de arbeidsmarkt (UU, 2020). Volgens een onderzoek door de onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) in 2020 is de integratie van nieuwkomers bijna tot stilstand gekomen. Uit het onderzoek blijkt dat nieuwkomers sinds de eerste lockdown in maart 2020 de helft minder contacten hebben dan ervoor. Met name het contact met Nederlandse collega’s, klasgenoten, vrijwilligers en buren is sterk afgenomen, met als gevolg dat zij de praktijkervaring missen om de Nederlandse taal beter te leren beheersen (RUG, 2020).
Divosa en Stimulanz monitoren samen met het CBS in een ‘gemeentelijke benchmark statushouders’ hoe het ervoor staat met de statushouders in de gemeente. Er wordt in deze monitor op gemeentelijk niveau gemonitord op zaken als woonsituatie, arbeidsparticipatie, uitkeringsafhankelijkheid, onderwijsdeelname en inburgering. De Zeeuwse gemeenten nemen (nog) niet deel aan deze monitor, waardoor er voor Zeeland geen cijfers op dit vlak beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor actuele cijfers over het aantal (ingeschreven) statushouders per gemeente. Als indicatie kan worden gekeken naar de cijfers over de taakstelling van de Zeeuwse gemeenten in de afgelopen jaren. Sinds 2014 was sprake van een toename van vestiging van statushouders, met een piek van bijna duizend statushouders in 2016. Na deze piek is de taakstelling voor huisvesting van statushouders gedaald. In de eerste helft van 2021 was de taakstelling, met bijna 300, weer relatief hoog. De grote taakstelling van 2021 heeft te maken met de verhoging van het aantal afhandelingen van asielaanvragen in 2020 door de Taskforce van IND (Rijksoverheid, 2021). De meeste statushouders in Zeeland komen uit Eritrea en Syrië.
Een heel nieuwe groep kwetsbaren, sinds maart 2020, zijn de slachtoffers van corona en nabestaanden van overledenen aan het virus. Het gaat om een groep patiënten die vaak langzaam herstelt. Ze blijven lang met klachten als vermoeidheid kampen. De groep nabestaanden is kwetsbaar in hun rouwproces. Het verliezen van een geliefde aan corona is iets waar moeilijk mee te leven valt. Cora Ruissen, procesleider psychosociale hulpverlening GGD Zeeland, heeft in haar werk afgelopen jaar veel leed gezien onder deze groepen. “Er zijn lokale en landelijke initiatieven”, ziet ze, “maar dan moeten ze zelf de stap nemen om over eigen onverwerkte rouw of herstel te praten.”
Ook psychische hulpverlening heeft oog voor de groep coronaslachtoffers, maar kent de effecten nog niet genoeg. Els de Blok, manager Emergis, ziet dat de fysieke problemen regelmatig leiden tot mentale problematiek. Vaak zijn het patiënten die al onderliggende problemen hebben. Het langzame herstel van corona heeft dan een verzwarend effect.
Cora ziet dat we van de coronacrisis kunnen leren dat er meer aandacht moet komen voor positieve gezondheid. Het waren met name de mensen met een ongezonde leefstijl die slachtoffer zijn geworden van corona. “Dat moeten we wel meenemen in het beleid, dat preventie zo belangrijk is.” De sociale ongelijkheid, dat zich ook uit op het gebied van gezondheid, heeft doorgewerkt in de crisis. Inkomen, opleidingsniveau en sociale achtergrond werken door in preventieve gezondheid. Mensen hebben ongelijke kansen, merkt Cora op, “dat moeten we niet willen.”
Wat zeggen de cijfers?
In februari 2021 berichtte het CBS dat er in 2020 (tot 1 november) in Nederland bijna 13 duizend mensen zijn gestorven aan de gevolgen van corona . Het CBS heeft uitgezocht dat 6 op de 10 van deze overledenen langdurige zorg ontvingen vanuit de Wet Langdurige Zorg (WLZ), zoals zorg in een verpleeghuis. Relatief gezien, per duizend inwoners, overleden in alle leeftijdsgroepen meer mannen dan vrouwen aan corona. De gemiddelde leeftijd van mannen die in de eerste zes weken van de tweede golf aan corona overleden bedroeg 80,8 jaar; bij vrouwen was dat 84,2 jaar. Dit is vergelijkbaar met de eerste golf (CBS, 2021).
Medio juni 2021 waren er in Zeeland, sinds het begin van de coronacrisis, in totaal ruim 29,6 duizend besmettingen geregistreerd, bijna 800 ziekenhuisopnamen en 249 overlijdens. Als je naar de Zeeuwse gemeenten kijkt en ijkt aan de totale bevolkingsaantallen dan valt op dat er in Reimerswaal en Tholen relatief veel besmettingen zijn geregistreerd. In Tholen is ook het totale aantal ziekenhuisopnamen en overledenen relatief hoog ten opzichte van het totale inwoneraantal. Veere is in dit opzicht de Zeeuwse gemeente met de meest gunstige cijfers; met name het cumulatieve aantal ziekenhuisopnamen en sterfgevallen zijn daar relatief laag (RIVM, 2021).
De GGD Gelderland-Midden berichtte in maart 2021 dat zij onderzoek gaan doen naar de gezondheid en het welzijn van mensen die besmet zijn geweest met corona (GGD G-M, 2021).
We hebben voor ze geklapt en regelmatig aan ze gedacht, maar weten we hoe ze de coronacrisis echt hebben beleefd? Margo Blaas, begeleidingskundige bij GGD Zeeland, vertelt meer over de ervaringen van de medewerkers. Medewerkers van GGD adviseren andere organisaties over publieke gezondheid, gaan op pad naar aanleiding van (crisis-)meldingen, voorlichting of jeugdgezondheidszorg maar houden ook consult. Margo coacht binnen de organisatie haar collega’s en waarborgt daarmee het welzijn van het personeel. Samen met collega’s van HR richtte ze de werkgroep ‘Zorg voor jezelf en zorg voor elkaar op’ waarmee ze tijdens de crisis verkenden waar de behoeften lagen. De werkwijzen die de groep ontwikkeld heeft, worden nu opgenomen in het reguliere proces van alle teams.
Bij de start van de crisis is Margo bewust niet vertrokken vanuit de aanname dat medewerkers behoefte hebben aan ondersteuning. Als organisatie wilden ze aansluiten bij de vragen die er speelden. De begeleiding ging uit van de kracht van de medewerkers. Ze vertelt: “Wat ik in begin merkte is dat het veel energie gaf om gezamenlijk de schouders eronder te kunnen zetten. En ook om bij te springen buiten de eigen afdeling. Er heerste een gevoel van: ‘we willen dit goed doen en we doen het samen’.”
Tot ongeveer juni 2020 was er veel extra inzet op afdelingen die veel werk hadden. De medewerkers deden dat naast eigen reguliere werkzaamheden. Bij de afdeling HR merkten ze dat het belangrijk was dat daar een omslag in zou komen. De extra inzet kan voor een bepaalde periode, maar daarna is het ook nodig dat er uitzicht komt op een structurele oplossing. Margo merkt op dat binnen GGD Zeeland nog steeds voelbaar is dat het personeel zich aangesproken voelt om goed werk te leveren. “Er is echt eigenaarschap.” Daaruit spreek een hart voor de zorg en veerkracht en oog voor de crisissituatie, vindt ze. “Bij de coaching krijg ik wel terug dat mensen gedreven zijn om goed werk te doen en ze leggen de lat heel hoog in zorg voor medemens.”
Bij GGD Zeeland werd er vanaf de zomer van 2020 veel nieuw personeel aangenomen. Zo konden werknemers terug naar hun eigen taken. Al gingen de achterstanden die daar waren opgelopen ook mentaal aan medewerkers knagen. Dat werd zichtbaar in de vragenlijst die Margo’s werkgroep afnam in het najaar van 2020. “Mensen gaven aan ‘het is veel’ of ‘ik krijg het niet georganiseerd’.”
Die vragenlijsten boden HR de mogelijkheid te weten wat er speelde onder medewerkers. Indien gewenst konden medewerkers laagdrempelig in gesprek gaan met Margo. In de beginfase bleek uit het onderzoek dat de meeste medewerkers alles goed georganiseerd kregen. Ze hadden praktische oplossingen bedacht om de balans te houden in het werk.
Onder medewerkers waren vanaf de uitbraak van het virus zorgen over de veiligheid van het werk in bijvoorbeeld huisbezoeken. De richtlijnen waren niet helemaal duidelijk, waardoor er soms onrust was. Na korte tijd en door meer duidelijkheid rond de kaders, kwam er rust in de organisatie. Voor sommige zorgmedewerkers heeft meegespeeld dat ze door werkbezoeken zich privé wel moesten aanpassen. Dus niet op bezoek gaan bij een schoonmoeder met aandoening bijvoorbeeld. Margot ziet dat medewerkers over het algemeen heel bewust omgaan met de regels. “Ook vanwege onze voorbeeldfunctie als GGD natuurlijk.”
Een aantal teams met planbare zorg, zoals de consultatiebureaus of preventieve gezondheid, kon tijdelijk het werk niet uitvoeren. Dat leverde wel een spanningsveld op, vertelt Margo: “Ze maakten zich zorgen zoals ‘wat als ik de taak niet helemaal uit kan voeren, wat mis ik dan?’.”
De aandacht bij HR lag in de eerste fase van de crisis bij de medewerkers met kinderen die de combinatie hadden met opvang of thuisonderwijs. Al merkte Margo dat medewerkers de verantwoordelijkheid voor de oplossing bij zichzelf zochten. Er was mogelijkheid om in gesprek te gaan over eventuele zorgen. Later verschoof de aandacht wat meer naar medewerkers die alleen wonen. Het gebrek aan sociale contacten kon tot problemen leiden. Binnen de organisatie is er aandacht besteed in een webinar aan persoonlijke aandacht binnen de teams. Sommige teams hebben elkaar al een jaar niet gezien.
Een belangrijke les die Margo haalt uit de coronacrisis is het gesprek met een open blik aan te gaan. “Personeel heeft niet per definitie ondersteuning nodig, vaak is een laagdrempelig en open gesprek al waardevol.” Een medewerker wil soms een gesprek waar niet direct allerlei oplossingen of stappen worden aangereikt, merkt ze. Margo zou die mogelijkheid tot een gesprek andere (zorg-)organisaties van harte aanbevelen.
Ilse Prevoo, staffunctionaris bij SVRZ, heeft ook van dichtbij gezien hoe zorgmedewerkers de coronacrisis hebben ervaren. Achteraf ziet ze dat er direct na de uitbraak van corona met name aandacht was voor medische richtlijnen voor het personeel. In een later stadium, maar ook al snel, was er oog voor het welzijn. De organisatie heeft interne psychologen spreekuren gegeven om medewerkers te begeleiden.
De wisselingen in voorschriften vanuit het RIVM zorgden voor onrust bij de zorgmedewerkers. “Veel medewerkers werken parttime, dus als je dan een paar dagen niet gewerkt had, kon het weer helemaal anders zijn”, beschrijft Ilse de situatie. De organisatie merkte dat de richtlijnen complex waren voor de zorgmedewerkers. SVRZ is toen overgestapt naar het maken van instructiefilmpjes. “Dat werd goed ontvangen door het personeel.” Het vertalen van de richtlijnen tot duidelijke instructies heeft de organisatie wel inzet gekost. RIVM had dat anders aan kunnen pakken, vindt Ilse.
Naast de werkinstructies ging de organisatie ook aan de slag met een zorgcontinuïteitsrooster. Dat gaf voor de teams veel rust, maar de ouderenzorg moest ook voorbereid zijn op eventuele tekorten. “We konden het ons ook niet veroorloven dat we zouden vastlopen”, legt Ilse uit. Ook het testproces voor zorgmedewerkers werd ingericht, in regionale samenwerking met andere zorginstellingen. Personeel had zo voorrang op testen en had snel de uitslag.
De samenwerking in de regio en binnen de organisatie is hechter geworden door de crisis, ziet Ilse. De snelle communicatie en korte lijnen werden als prettig ervaren door het zorgpersoneel. Vragen werden snel beantwoord en informatie werd regelmatig aangevuld.
In de aanloop naar de tweede golf zag Ilse dat zorgmedewerkers teleurgesteld waren dat het aantal besmettingen zo snel opliep. De onrust in teams nam weer toe. Al wisten de medewerkers wel wat ze te wachten stond uit de ervaringen in de eerste lockdown. De protocollen lagen klaar en de crisiscommunicatie werd weer aangescherpt.
“De werkdruk voor medewerkers was behoorlijk hoog, maar door de saamhorigheid en waardering was er wel een balans.” De saamhorigheid tussen medewerkers is aanzienlijk groter geworden door de crisis. Het harde werken is een gemeenschappelijke factor en dat lijkt echt te verbinden, merkt Ilse op. Het gevoel van saamhorigheid is nog niet naar de achtergrond verdwenen. Teamleiders hebben bijvoorbeeld geen moeite om zieke medewerkers te vervangen. De diensten worden opgevangen door collega’s.
SVRZ werkt veel met vrijwilligers. Sinds de uitbraak van het coronavirus is dat werk stil komen te liggen. “Daar hebben we last van. We hopen erg dat we ons netwerk kunnen behouden.” Inmiddels kunnen vrijwilligers weer voorzichtig aan de slag, met veel instructies. Ze kunnen hun werk niet op de gangbare manier doen en dat is voor sommigen een drempel. Ilse ziet nog een uitdaging in het herbouwen van het vrijwilligersnetwerk.
Wat zeggen de cijfers?
Als gevolg van corona is de druk in de zorg in een korte tijd sterk toegenomen. Uit onderzoek door FNV uit 2020, onder ruim 1.600 medewerkers in de sector zorg en welzijn, bleek dat 8 op de 10 zorgmedewerkers vond dat zowel de sector als zijzelf niet goed voorbereid waren op de tweede coronagolf. Verder bleek uit dat onderzoek dat 7 op de 10 medewerkers zich onveilig voelt en/of veilig het werk kan uitvoeren. Driekwart van de werknemers ervoer, volgens dit onderzoek, in die periode grote tot zeer grote werkdruk en zware belasting tijdens de piek van de coronacrisis. Twee op de vijf medewerkers, vooral jongeren, voelden zich toen fysiek en mentaal uitgeput. Tot slot beek uit dit onderzoek dat veel medewerkers in de zorg en wijlzijn zich ondergewaardeerd voelen en dat een kwart eraan denkt om te stoppen met werk in deze sector. Dat laatste geldt vooral voor jonge medewerkers in algemene ziekenhuizen of revalidatiecentra (FNV, 2020).
In maart 2021 rapporteerde het CBS dat het ziekteverzuim onder werknemers in zorg en welzijn in het vierde kwartaal van 2020 uit kwam op 6,9%, het hoogste verzuimcijfer in een vierde kwartaal sinds 2002. In de branche verpleging, verzorging en thuiszorg was het verzuim met 8,5% het hoogst. De toename van het ziekteverzuimpercentage was, naast deze sector, ook hoog in de branches ‘overige zorg en welzijn’, in de kinderopvang en de huisartsen en in gezondheidscentra (CBS, 2021). Het CBS rapporteert ook regionale cijfers over ziekteverzuim in de zorg; het driejaarsgemiddelde voor de jaren 2018-2020 in Zeeland is, met 6,2%, nauwelijks hoger dan het landelijk gemiddelde (6,0%). Omdat het hier gaat om een driejaarsgemiddelde geeft dit cijfer geen specifiek beeld van de impact van corona op ziekteverzuim (CBS, 2021).
Conclusies: lessons learned in Zeeland
Wat kunnen we uit dit onderzoek leren over ruim een jaar corona met impact op kwetsbare groepen in Zeeland? In dit hoofdstuk presenteren wij onze belangrijkste conclusies van wat wij hebben opgehaald uit de diepte-interviews (vertellen) en de beschikbare cijfers in Zeeland (tellen), in combinatie met wat er landelijk al bekend en onderzocht is over de maatschappelijke impact van corona. In het bijzonder zien wij vier terugkerende thema’s die in de komende tijd de aandacht verdienen.
Organisaties in het sociaal domein nemen de lessen van de versnelling van digitalisering ter harte, maar zullen de balans blijven zoeken tussen werken op afstand en op locatie. De stop op huisbezoeken in het sociaal domein, met enkele uitzonderingen, heeft aangetoond dat niet alle signalen aankomen bij hulpverleners via beeldbellen. Een cliënt kan sociaal wenselijk antwoorden, er zijn thema’s die niet op afstand kunnen worden besproken en gesprekken komen minder snel tot de essentie. Niet alle zorg is op afstand te organiseren, met daarbij een risico van het uit beeld raken van een deel van de doelgroep. Ook zijn er nieuwe kwetsbare groepen die nog niet zo goed in beeld zijn, zoals zelfstandige ondernemers. Persoonlijk contact en kleinschaligheid worden door burgers of cliënten enorm gewaardeerd en blijken belangrijk om problemen te identificeren. Zo is er bijvoorbeeld een verschil tussen de hulpverlening aan cliënten met financiële problemen als onderdeel van multiproblematiek en hulpverlening aan cliënten die door de crisis tijdelijk in financiële nood zijn gekomen. Het werkveld ziet dat de directe economische impact van corona voor de laatstgenoemde groep in veel gevallen korte termijn zal zijn. De financiële hulpvragen als onderdeel van multiproblematiek zijn meer van structurele aard en vragen een integrale aanpak. Alle kwetsbare groepen lijken behoefte te hebben aan menselijke maat in de hulpverlening, van zowel organisaties als gemeenten. Met het stoppen van de welzijnsactiviteiten blijven de signalen van problemen in een vroegtijdig stadium uit. De problematiek heeft zo kans gehad om uit te groeien tot complexere en hardnekkigere vraagstukken. Veel vrijwilligerswerk is lange tijd niet doorgegaan of heeft een andere vorm aangenomen. Organisaties merken dat er ondanks de versoepelingen erg weinig animo is om de vrijwilligerstaken weer op te pakken.
Wat zijn de lessons learned in Zeeland?
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt een behoefte om samenwerkingen tussen organisaties om kwetsbare groepen in beeld te houden te behouden en te versterken. Op die manier kan de doelgroep zo gericht mogelijk bereikt en ondersteund worden. Daarnaast is het van belang om (kleinschalige) activiteiten en huisbezoeken weer op te starten zodra het mogelijk is. Ten slotte is het raadzaam aandacht te besteden aan het opnieuw activeren van vrijwilligersnetwerken.
Het SCP benadrukt dat een verscherping van economische ongelijkheden en ongelijkheden op het gebied van mentale en lichamelijke gezondheid werken door in de kansen die mensen hebben voor de toekomst. Ook in Zeeland zien we dat corona een sterke impact heeft gehad op groepen die al kwetsbaar waren, zoals (kinderen in) multiprobleemgezinnen en nieuwkomers. De intelligente lockdowns hebben in het bijzonder op deze groep een grote impact gehad, bijvoorbeeld als het gaat over de impact van afstandsonderwijs op de thuissituatie. De complexiteit van problemen is toegenomen. Lichte psychische problematiek is uitgegroeid tot zwaardere problematiek. Ook zien we dat de gezondheidsrisico’s van een pandemie het grootst zijn voor reeds kwetsbare groepen.
Ook vanuit het perspectief van de arbeidsmarkt is er een risico op grotere ongelijkheid. Reeds kwetsbare groepen, zoals huishoudens met een laag inkomen, alleenstaanden, alleenverdieners en jongeren worden relatief hard getroffen. In het bijzonder zijn nieuwkomers in dit opzicht een kwetsbare groep, mede gezien de bijkomende impact van corona op de mogelijkheden voor inburgering en taalontwikkeling.
Hoewel er ook jongeren zijn die de lockdowns als prettig hebben ervaren (minder prikkels en prestatiedruk), hebben veel jongeren last gehad van de beperkte sociale contacten. Hoe groter de individuele psychische impact, hoge groter de kans wordt ingeschat op lange termijneffecten van de crisis. Verder zijn er zorgen als het gaat over de leefstijl van jongeren, in termen van voeding, bewegen en middelengebruik. Lange wachtlijsten voor (jongeren met) verslavings- of psychische problematiek maken dat de lat voor hulp nu hoog ligt. Specifiek voor nieuwkomers geldt dat er extra zorgen zijn over jongeren en jongvolwassenen. Het beperkte sociale contact en gemis van aansluiting met leeftijdsgenoten heeft bijzonder veel impact op deze groep.
Wat zijn de lessons learned in Zeeland?
We concluderen dat er gedurende komende periode in organisaties en bij gemeenten aandacht moet zijn voor de kansen van de meest kwetsbare groepen, zodat deze niet verder achterop raken. Het is van belang dat jongeren extra aandacht krijgen. Daarbij dient onderscheid te worden gemaakt tussen enerzijds de generieke impact (bijvoorbeeld op de sociale contacten) en anderzijds de impact op jongeren en jongvolwassenen die reeds kampten met psychische klachten en/of een zwakke uitgangspositie op de arbeidsmarkt. Ten slotte heeft de coronacrisis het belang van positieve gezondheid en preventie aangetoond. Zet als organisatie of gemeente in op het stimuleren van een gezonde levensstijl, is de boodschap.
Sinds de uitbraak van corona is er een groei op het gebied van saamhorigheid in de samenleving. In het sociaal domein werd dat zichtbaar door bijvoorbeeld de toename van adviesvragen van burgers voor huiselijk geweld bij Veilig Thuis. Een groei van saamhorigheid hebben we ook gezien onder zorgpersoneel, waar het heeft geleid tot een goede balans in de werksfeer ten tijde van hoge werkdruk. Ook bij nieuwkomers (statushouders) zien we de kracht van een netwerk. Tegelijkertijd legt de crisis, mede door het tijdelijk wegvallen van een hulpnetwerk, bloot waar verschillen zitten in veerkracht. Voor Leger des Heils heeft de tijdelijke huisvesting in hotels en andere accommodaties aangetoond dat de doelgroep klaar is voor ambulantisering in de zorg. In jeugdzorg werd voor hulverleners door de lockdowns duidelijker waar de veerkracht en kwetsbaarheid binnen een gezin lagen. Saamhorigheid verhoogt de veerkracht van de samenleving en is daarom een investering op zelfredzaamheid van burgers. Hier ligt voor gemeenten en organisaties een kans om de sociale cohesie in buurten en wijken te vergroten.
Wat zijn de lessons learned in Zeeland?
Uit de resultaten van dit onderzoek leiden we af dat het komende tijd van belang is om veerkracht en zelfredzaamheid in hulpverlening aan verschillende kwetsbare groepen, op niveau van het individu, te erkennen. De lessen uit de praktijk zijn waardevol voor beleid en investeringen in de toekomst.
De VNG-commissie ‘Sociale impact COVID-19’ benadrukt in haar adviesrapport ook dat veel effecten van de crisis vooralsnog niet duidelijk zijn, omdat ze nog niet zichtbaar zijn in de officiële registraties. Ook in Zeeland zijn er vragen over de impact van corona op langere termijn, bijvoorbeeld voor jongeren, alleenstaande ouderen, maar ook voor de (nieuwe) financieel kwetsbaren zoals ZZP’ers. Registratiecijfers geven per definitie een onvolledig beeld. Wel bieden ze enige houvast als het gaat om het inzichtelijk maken van de (relatieve) omvang van kwetsbare groepen (tellen). Zo leren de cijfers dat Zeeland als regio niet bovengemiddeld grote kwetsbare groepen heeft en dat er indicaties zijn dat de kwetsbare groepen in de Zeeuwse steden relatief het grootst zijn. De gesprekken met het werkveld leren dat de kleinschaligheid in Zeeland mogelijk een voordeel is (geweest) als het gaat om het in beeld houden van alle leerlingen op school. Tegelijkertijd geldt voor een regio als Zeeland dat ook de beschikbare voorzieningen beperkter zijn dan in meer stedelijke regio’s.
Wat zijn de lessons learned in Zeeland?
In dit onderzoek komt naar voren dat de essentie vaak in de nuances zit, bijvoorbeeld als het gaat over diversiteit binnen groepen mensen (bijvoorbeeld jongeren) en over hulpvragen en problematiek of groepen die vooralsnog ‘onder de radar’ blijven. Voor de komende periode stellen we dat het cijfermatig monitoren (tellen) helpt om zicht te houden op de (relatieve) omvang en ontwikkelingen in kwetsbare groepen. In het bijzonder wijzen we op de mogelijkheden van benchmarking en benchlearning van Divosa . Kwalitatief onderzoek (vertellen) geeft duiding bij de cijfers en is daarmee een belangrijke aanvulling op de cijfermatige monitoring.
Tot slot benadrukken we dat de onderzoeksresultaten stof zijn om met professionals uit beleid en praktijk rond de tafel te gaan. Onderzoek dient hierbij als ondersteuning van het gesprek over de toekomst van maatschappelijke ondersteuning na corona.
Dankwoord
Het onderzoek naar de maatschappelijke impact van corona op kwetsbare groepen in Zeeland is tot stand gekomen in samenwerking met GGD Zeeland, diverse professionals en andere betrokkenen.
Ten eerste willen wij de respondenten van de interviews bedanken voor het delen van hun ervaringen in het werkveld. Ze hebben met hun inzichten een onmisbare bijdrage geleverd aan dit onderzoek. Cora Ruissen (GGD Zeeland), Els de Blok (Emergis), Ilse Prevoo (SVRZ), Margo Blaas (GGD Zeeland), Vivian Kole-van Bon (Veilig Thuis Zeeland), Bridget Luijten (Veilig Thuis Zeeland), Sylvia Rook (gemeente Tholen), Joost Hopmans (SMWO), Roderik Bin (Leger des Heils), Felix van der Meer (Scheldemond College), Mariska Luijten (Juvent), Ad Vis (Albero Scholengroep/CPOZ), Ferdinand Tierie (GR De Bevelanden), Mariska Sijs-Bentschap Knook (Hulst voor Elkaar) en Anoushka Koppelaar (Orionis Walcheren).
Dr. Erik de Maaker (Universiteit Leiden) bedanken we voor zijn waardevolle advies gedurende het onderzoek. Vanuit zijn jarenlange ervaring met kwalitatieve methoden heeft hij het proces begeleid.
Verder willen we Cora Schout (GGD Zeeland) en Corine Goedhart (gemeente Goes) bedanken voor hun kritische leesronde.
Ten slotte bedanken we de bestuurlijke regiegroep van dit onderzoek onder leiding van burgemeester José van Egmond. Harry van der Maas, Chris Maas, Corniel van Leeuwen en Paula Schot.
Onderzoeksverantwoording
Het onderzoek naar de maatschappelijke impact van corona op kwetsbare groepen in Zeeland is opgebouwd uit een kwantitatief en een kwalitatief deel. Voor de cijfermatige benadering is gebruik gemaakt van bestaande bronnen. Het kwalitatieve deel is nieuw onderzoek bestaande uit veertien semigestructureerde diepte-interviews met professionals uit het sociaal domein. De combinatie van methoden is gekozen om de verbinding te maken met registratiecijfers en ervaringen uit de praktijk.
De keuze voor de respondenten is voortgekomen uit de ‘werkplaats’ die in de voorbereidingsfase van het onderzoek is georganiseerd. De werkplaats had als doel om de thema’s van maatschappelijke impact te bepalen en om de kwetsbare doelgroepen te bepalen. Deelnemers aan de werkplaats hebben de gelegenheid gehad om namen in te sturen van personen in hun netwerk die hun ervaring met de kwetsbare groepen konden delen. Als voorwaarde gold dat de personen:
- werkzaam moesten zijn binnen het sociaal domein (onderwijs, zorg, maatschappelijk of welzijnswerk);
- ze een overzichtspositie moesten hebben waardoor ze in algemene zin uitspraken konden doen over een of meerdere kwetsbare groepen;
- bekend dienden te zijn met het perspectief van de kwetsbare groep(en) en hun ervaringen.
Hierbij is geen onderscheid gemaakt tussen opleidingsniveau, geslacht of burgerstatus. De voorgestelde respondenten zijn vervolgens uitgenodigd per mail om deel te nemen aan het onderzoek.
Indien de kandidaten akkoord werd er een afspraak op locatie of een digitaal overleg ingepland. De respondenten bevonden zich in alle gevallen in een vertrouwde, rustige omgeving. De interviews namen grofweg een uur tijd in beslag. De gesprekken vonden plaats van 14 april t/m 21 mei 2021.
Betrouwbaarheid
Om de betrouwbaarheid van de interviews te borgen is ervoor gekozen respondenten van diverse organisaties te interviewen. Hierbij is ook rekening gehouden met de regionale spreiding van het werkveld van de geïnterviewden binnen Zeeland. Uiteindelijk zijn er 14 semigestructureerde interviews afgenomen onder vijftien respondenten. De groep respondenten biedt een verkennend beeld van de houdingen, ervaringen en gedragingen van de verschillende kwetsbare doelgroepen. De volgende groepen worden vanuit het perspectief van professionals besproken: mentaal kwetsbaren, dak- en thuislozen, kwetsbare gezinnen en kinderen, gezinnen, kinderen, jongeren en jongvolwassenen, zorgpersoneel, (alleenstaande) ouderen, coronaslachtoffers en nabestaanden, kwetsbaren op de arbeidsmarkt en statushouders. Een topic list met thema’s vormde de basis van elk interview – werk en inkomen/school/dagbesteding, zorggebruik en -mijding, mentaal welbevinden, zelfredzaamheid, solidariteit en informele hulp, sociale relaties, vertrouwen (in instanties) en toekomstperspectief. De topic list is intercollegiaal getoetst en voorgelegd aan een externe expert – dr. Erik de Maaker (Universiteit Leiden). De interviews zijn semigestructureerd van aard, waarbij de onderzoeker aanstuurde op het behandelen van de gestelde onderwerpen. De semistructuur bood de respondenten gelegenheid eigen nadruk en nuance aan te brengen op aspecten die voor het werkveld en de kwetsbare groep(en) speelden. Voorafgaand aan het interview is het doel van het onderzoek uitgelegd aan de respondent en zijn ze gewezen op hun rechten. De gesprekken op locatie zijn opgenomen met een spraakrecorder en van de digitale overleggen is een schermopname gemaakt. Deze opnamen zijn uitsluitend bedoeld voor de analyse van de interviews. De geluidsbestanden zijn opgeslagen op een beveiligde server, enkel toegankelijk voor leden van het onderzoeksteam.
De gespreksverslagen van de interviews zijn teruggekoppeld naar de respondent, met de vraag eventuele opmerkingen te leveren. Het vastgestelde gespreksverslag is open gecodeerd en vervolgens geanalyseerd. De analyse ging uit van de structuur van de thema’s: werk en inkomen/school/dagbesteding, zorggebruik en -mijding, mentaal welbevinden, zelfredzaamheid, solidariteit en informele hulp, sociale relaties, vertrouwen (in instanties) en toekomstperspectief.
De bevindingen in dit onderzoek zeggen iets over de ervaring van vijftien professionals uit het sociaal domein, onderwijs en zorg. Zij hebben hun visie gedeeld over de kwetsbare groepen die zij begeleiden.
Ter ondersteuning van het kwalitatieve verhaal over de verschillende kwetsbare groepen is in dit onderzoek gezocht naar kwantitatieve informatie die iets zegt over de (relatieve) omvang van kwetsbare groepen en van ontwikkelingen in de tijd. Bij de selectie van kwantitatieve gegevens golden de volgende richtlijnen:
- cijfers moeten uit een betrouwbare bron afkomstig zijn;
- cijfers moeten goed aansluiten op het onderwerp;
- cijfers zijn zo actueel mogelijk;
- cijfers zijn idealiter ook te regionaliseren binnen Zeeland.
Uiteindelijk is er bij alle behandelde kwetsbare groepen ondersteunende kwantitatieve informatie gevonden. Sommige bronnen zijn iets verouderd; in dat geval hebben wij een afweging gemaakt tussen de (beperkte) actualiteit en informatiewaarde van de cijfers. Ook zijn niet alle bronnen te regionaliseren binnen Zeeland, of soms zelfs niet voor Provincies. Ook in die gevallen hebben wij voor onszelf de vraag gesteld of er desalniettemin informatiewaarde over blijft.
Al met al geeft de cijfermatige informatie, binnen deze ‘quick scan’, een indicatief beeld van de aard en omvang van kwetsbare groepen (in Zeeland). Mocht er behoefte zijn aan actualisatie van dit soort informatie in de toekomst dan is het aan te bevelen om de dataverzameling verder te structureren en in de presentatie van cijfers ook nog meer duiding te geven bij de zeggingskracht van deze cijfers.
AFM (9 juli 2020). Nederlandse huishoudens beperkt financieel weerbaar bij crisis. Geraadpleegd van https://www.afm.nl/nl-nl/nieuws/2020/juli/financiele-weerbaarheid-huishoudens
CBS (30 april 2021). Huiselijk geweld; kerncijfers Veilig Thuis, regio. Geraadpleegd van https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/84847NED/table
CBS (30 april 2021). Kerncijfers over jeugdzorg. Geraadpleegd van https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/84134NED/table?dl=5443E
CBS (1 april 2021). Stijging van het aantal daklozen tot stilstand gekomen. Geraadpleegd van https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2021/13/stijging-van-het-aantal-daklozen-tot-stilstand-gekomen
CBS (23 maart 2021). Ziekteverzuim verpleging, verzorging en thuiszorg stijgt tot 8,5 procent. Geraadpleegd van https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2021/12/ziekteverzuim-verpleging-verzorging-en-thuiszorg-stijgt-tot-8-5-procent#:~:text=Tussen%20het%20vierde%20kwartaal%20van%202019%20en%20het%20vierde%20kwartaal,(%2B1%2C0%20procentpunt)
CBS (12 februari 2021). Gebruik van steunmaatregelen corona per 31 december. Geraadpleegd van https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2021/06/gebruik-van-steunmaatregelen-corona-per-31-december
CBS (5 februari 2021). Bijna 13 duizend coronadoden tot 1 november 2020. Geraadpleegd van https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2021/05/bijna-13-duizend-coronadoden-tot-1-november-2020#:~:text=Het%20CBS%20publiceert%20sinds%203,CBS%20dagelijks%20binnenkrijgt%20van%20gemeenten
CBS (2020). Geregistreerde problematische schulden, 2015-2018. Geraadpleegd van https://dashboards.cbs.nl/v2/SchuldenproblematiekInBeeld/
Divosa (23 april 2021). Monitor Schuldhulpverlening in coronatijd: januari en februari 2021 in beeld. Geraadpleegd van https://www.divosa.nl/nieuws/monitor-schuldhulpverlening-coronatijd-januari-en-februari-2021-beeld#:~:text=Begin%20april%202020%20startte%20Divosa,hebben%20om%20hulp%20te%20bieden.
FNV (september 2020). Onderzoek naar impact Corona op werknemers in sector Zorg en Welzijn. Geraadpleegd van https://www.fnv.nl/nieuwsbericht/sectornieuws/zorg-welzijn/2020/09/80-zorgmedewerkers-niet-goed-voorbereid-op-tweede
G40 Stedennetwerk (16 juni 2020). Manifest Kwetsbare gebieden -Kom op voor de meest kwetsbare gebieden. Geraadpleegd van https://www.g40stedennetwerk.nl/files/2020-06/Manifest-kwetsbare-gebieden.pdf
GGD Gelderland-Midden (29 maart 2021). Vervolgonderzoek impact coronabesmetting. Geraadpleegd van https://ggdgm.nl/vervolgonderzoek-impact-coronabesmetting
Intervence (juni 2021). Bestuurlijke fusie Intervence en Jeugdbescherming west. Geraadpleegd van https://www.intervence.nl/bestuurlijke-fusie-intervence-en-jeugdbescherming-west/
Inspectie van het Onderwijs (april 2021). De Staat van het Onderwijs 2021. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Geraadpleegd van https://www.onderwijsinspectie.nl/binaries/onderwijsinspectie/documenten/rapporten/2021/04/14/de-staat-van-het-onderwijs-2021/Staat-van-het-Onderwijs-2021.pdf
Inspectie van het Onderwijs (december 2020). Effectief afstandsonderwijs. Geraadpleegd van https://www.onderwijsinspectie.nl/binaries/onderwijsinspectie/documenten/publicaties/2020/12/24/effectief-afstandsonderwijs/effectief-afstandsonderwijs.pdf
I&O Research (november 220), Veel jongeren voelen zich nu slechter dan voor coronacrisis. Geraadpleegd van https://www.ioresearch.nl/actueel/veel-jongeren-voelen-zich-nu-slechter-dan-voor-coronacrisis/
Nannes, L. & Kanne, P. (november 2020). Invloed coronacrisis op het sociaal domein. I&O Research. Geraadpleegd van https://www.ioresearch.nl/wp-content/uploads/2020/11/ABB-peiling-23_invloed-coronacrisis-op-het-sociaal-domein_definitief.pdf
NCSR (2021). Stay home, stay safe? Resultaten. Geraadpleegd van https://nscr.nl/stay-home-stay-safe-resultaten/
NJi (december 2020), Gezinnen met meervoudige en complexe problemen per gemeente en jeugdzorgregio. Geraadpleegd van https://www.nji.nl/nl/Kennis/Dossier/Gezinnen-met-meervoudige-en-complexe-problemen/Cijfers
Oberon (januari 2021). Periodieke peiling COVID-19 in het funderend onderwijs. Meting week 7 t/m 11 december 2020. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Geraadpleegd van https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/rapporten/2021/01/08/periodieke-peiling-covid-19-in-het-funderend-onderwijs/Periodieke+peiling+COVID19+december+20210104.pdf
Platform31 (2020). Armoede en schulden na coronatijd. Opgaven, kansen en acties voor lokale beleidsmakers. Geraadpleegd van https://www.platform31.nl/uploads/media_item/media_item/150/52/Overzicht_Armoede_na_corona-1607680897.pdf
Politie (15 januari 2021). Incidenten personen verward gedrag stijgen minder hard. Geraadpleegd van https://www.politie.nl/nieuws/2021/januari/15/00-incidenten-personen-verward-gedrag-stijgen-minder-hard.html
Rijksoverheid (4 oktober 2020). Kabinetsreactie op het verslag van de werkgroep "Sociale Impact van de coronacrisis" en het Manifest "Kom op voor de meest kwetsbare gebieden". Geraadpleegd van https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/kamerstukken/2020/10/08/kamerbrief-kabinetsreactie-verslag-werkgroep-halsema-en-manifest-15-burgemeesters/kamerbrief-kabinetsreactie-verslag-werkgroep-halsema-en-manifest-15-burgemeesters.pdf
Rijksuniversiteit Groningen (1 december 2020). Integratie van nieuwkomers staat bijna stil. Evidence-based aanbevelingen voor de praktijk. Geraadpleegd van https://www.rug.nl/news/2020/12/integratie-van-nieuwkomers-staat-bijna-stil
RIVM (mei 2021). Welbevinden en leefstijl tijdens de coronacrisis. Meetronde 12. Geraadpleegd van https://www.rivm.nl/gedragsonderzoek/maatregelen-welbevinden/welbevinden-en-leefstijl
SCP (maart 2021). Een jaar met corona - Ontwikkelingen in de maatschappelijke gevolgen van corona. Geraadpleegd van https://www.scp.nl/binaries/scp/documenten/publicaties/2021/03/03/een-jaar-met-corona/Een+jaar+met+corona.pdf
Universiteit Utrecht (12 mei 2020). Onwetendheid, vertraging en achterstand. De impact van de coronacrisis op statushouders. Geraadpleegd van https://www.uu.nl/opinie/onwetendheid-vertraging-en-achterstand-de-impact-van-de-coronacrisis-op-statushouders
UWV (2021). Nieuwe WW-uitkeringen in Nederland. Geraadpleegd van https://app.powerbi.com/view?r=eyJrIjoiODkzMWNlNmUtNTBiNi00ZTU3LWIxNjYtNjlkYzlhYmUzMzUyIiwidCI6Ijk0Yjk3YzRmLTU3YmUtNGQ3OC1iNzk4LWQ3NjUwN2I2NTBlNSIsImMiOjh9
UWV (2021). Regionale werkgelegenheid Zeeland. Geraadpleegd vanhttps://www.werk.nl/imagesdxa/regionale_werkgelegenheid_zeeland_tcm95-427400.pdf
Valente (10 februari 2021). Impact corona op opvang en beschermd wonen. Geraadpleegd van https://www.valente.nl/nieuws/impact-corona-op-opvang-en-beschermd-wonen/
Vektis (2021). Feiten en cijfers over de wachttijden in de ggz. Geraadpleegd van https://www.vektis.nl/actueel/factsheet-wachttijdinformatie-ggz#:~:text=Totale%20wachttijd%20opgedeeld%20in%20aanmeld%2D%20en%20behandelwachttijd&text=De%20behandelwachttijd%20is%20de%20tijd,wachttijd%20is%20daarmee%2014%20weken
VNG (maart 2020). Dashboard Sociale Impact Corona. Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Geraadpleegd van https://vng.nl/sites/default/files/2021-03/vng_dashboard_sociale_impact_corona_incl_duiding.pdf
VWS (december 2021). Rapportage Monitor Dak- en thuisloosheid. Stand van zaken over de eerste helft van 2020. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Geraadpleegd van https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/rapporten/2020/12/07/rapportage-monitor-dak-en-thuislooshied/rapportage-monitor-dak-en-thuislooshied.pdf
Werkgroep Sociale Impact van de Coronacrisis (mei 2020). Eindverslag Werkgroep Sociale Impact van de Coronacrisis. Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Geraadpleegd van https://vng.nl/sites/default/files/2020-05/eindverslag-werkgroep-sociale-impact-coronacrisis.pdf